Bewegingswetenschap: behandeling, effecten en risico's

Het volgende artikel gaat over de discipline bewegingswetenschap. Na een korte omschrijving van het vakgebied worden mogelijke behandelgebieden besproken. Ten slotte worden diagnostische methoden van de discipline als voorbeelden gepresenteerd.

Wat is bewegingswetenschap?

Bewegingswetenschap bestudeert bewegingen van mensen en andere levende organismen met behulp van wetenschappelijke methoden. Bewegingswetenschap onderzoekt bewegingen van mensen en andere levende organismen met behulp van wetenschappelijke methoden. Het onderzoekt alle mechanismen die een rol spelen in het leren en uitvoering van een beweging. Bewegingen zijn complex en er zijn veel structuren in het organisme bij betrokken. Bewegingswetenschap is daarom een ​​interdisciplinair vakgebied. Veel deelgebieden dragen samen bij aan de wetenschappelijke vooruitgang van bewegingswetenschap. De verschillende subvelden kunnen worden onderverdeeld in velden voor energieverwerking en informatieverwerking. Energieverwerkingsdisciplines omvatten functionele anatomie en biomechanica. Deze disciplines onderzoeken relaties en mechanismen in het menselijk lichaam, zoals de interactie tussen spieren, ligamenten en pezen​ De informatieverwerkende disciplines omvatten psychomotorische wetenschappen en sportsociologie. Deze disciplines onderzoeken hoe signalen in het menselijk lichaam worden verwerkt en overgedragen door sensorische organen, zenuwcellen en de hersenen​ De verschillende deelgebieden van de bewegingswetenschap voeren belangrijk fundamenteel onderzoek uit, waarvan de bevindingen op hun beurt worden toegepast in andere disciplines of bij revalidatie, in de therapie van ziekten.

Invloed op behandelmethoden

De bevindingen van bewegingswetenschap kunnen helpen bij het verklaren van de oorzaken van ziekten en verwondingen. Alleen dan kunnen effectieve therapieën of preventief worden toegepast maatregelen worden ontwikkeld om ziekte te voorkomen. Anatomie en biomechanica bestuderen het gedrag van spieren, ligamenten, pezen, en andere lichaamsweefsels. De eerste stap is om te onderzoeken hoe gezond weefsel zich onder belasting gedraagt ​​en welke krachten op individuele lichaamsstructuren inwerken. Vergelijking met reeds aangetast weefsel kan belangrijke inzichten opleveren in hoe en waarom de individuele structuren zich anders gedragen bij ziekte of hoe verwondingen zijn opgetreden. In deze context, klachten van allemaal gewrichten (knie- of schouderklachten), spierklachten (spiervezel scheuren, verrekkingen) en ook ziekten van de ligamenten (tendinitis) kunnen onderdeel zijn van bewegingswetenschappelijk onderzoek. Infarcten, degeneratieve ziekten (dementie) of beroertes kunnen het voor een persoon moeilijk of onmogelijk maken om bepaalde bewegingen uit te voeren. Bewegingswetenschap kan traceren hoe het komt van de intentie tot de uitvoering van een handeling door middel van studies bij gezonde mensen. Bij patiënten is het nu mogelijk om te bepalen op welk punt in het motorische programma problemen ontstaan. Ergotherapie gebruikt de bevindingen van bewegingswetenschap om voor elke patiënt effectieve behandelconcepten te ontwikkelen. Tekorten in het motorische programma kunnen worden weggewerkt of gecompenseerd door gerichte training. Bijvoorbeeld in coma patiënten, is het belangrijk om het lichaam van de patiënt regelmatig te bewegen om motorische programma's te behouden. Na beroertes, loopband therapie kan motorische symptomen helpen verlichten. Daarnaast onderzoekt bewegingswetenschap ziekten die iemands bewegingen kunnen beïnvloeden als gevolg van een verstoring van de signaaloverdracht in het lichaam. Waaronder Parkinson en multiple sclerose. in Parkinson, er is een storing in dopamine productie. Dit resulteert in een gebrek aan signaaloverdracht en de patiënt vertoont ernstig vertraagde bewegingen. Andere ziekten die door bewegingswetenschap kunnen worden bestudeerd, zijn paraplegie or de ziekte van Huntington​ Hierbij ligt de focus op de ontwikkeling van implantaten en prothesen. Beschadigd weefsel moet technisch worden vervangen of nagebootst AIDS om bewegingen voor de zieke weer mogelijk te maken. Herstel van beschadigd weefsel kan ook het doel zijn therapie.

Onderzoeksmethoden

Diagnostische en onderzoeksmethoden worden in de bewegingswetenschap gebruikt om de huidige status van een persoon te bepalen, bijvoorbeeld in termen van prestatie of functionele capaciteit. maatregelen voor behandeling of begeleiding van de getroffen persoon kan worden afgeleid. Omdat bewegingswetenschap een interdisciplinaire tak van onderzoek is met veel deelgebieden, bestaan ​​er veel verschillende benaderingen in de diagnostiek. Mogelijke diagnostische en onderzoeksmethoden zijn onder meer het ondervragen van mensen in interviews of vragenlijsten, lichamelijk onderzoek, bewegingswaarnemingen, videoanalyses of de sportmotortest. Bewegingsobservatie is een kwalitatieve diagnostische procedure. Hierbij worden de bewegingen van een persoon (bijvoorbeeld die van een atleet tijdens de training) nauwkeurig onderzocht door een getrainde waarnemer (meestal de trainer). Uit de observatie kunnen conclusies worden getrokken over de kwaliteit van de uitvoering van de beweging en de ontwikkeling van de technische vaardigheden. Deze bevindingen kunnen vervolgens worden gebruikt om specifiek die bewegingen te trainen waarin er nog tekorten zijn. Bewegingsobservatie kan ook nuttig zijn wanneer leren een beweging of een sport, zodat bewegingen vanaf het begin correct worden uitgevoerd en verkeerde bewegingen niet worden aangeleerd. Met een vaste videocamera kan de gang van een persoon op een loopband worden onderzocht. Na knieblessureskan op deze manier de stabiliteit van het gewricht worden bepaald. Bij de sportmotortest wordt mensen gevraagd om onder gestandaardiseerde omstandigheden bepaalde bewegingen uit te voeren. Hierdoor kunnen conclusies worden getrokken over de capaciteiten en vaardigheden van de persoon. De respectievelijke sportmotortest moet worden aangepast aan de te testen persoon wanneer deze wordt gebruikt (bijvoorbeeld met betrekking tot leeftijd en geslacht). Bovendien moet de test zo veel mogelijk identiek zijn aan het uurwerk waarover later een uitspraak moet worden gedaan. Een complexe beweging kan niet nauwkeurig worden weergegeven door de enkele test van een sterk vereenvoudigde beweging. Een simpele reactietest is een voorbeeld van een simpele sportmotor enkeltest, waarbij slechts enkele complexe bewegingen worden onderzocht. In bewegingswetenschappelijke diagnostiek is het ook gebruikelijk om procedures te gebruiken die krachten en lasten in verschillende fasen van een beweging onderzoeken. Bij een skispringer kan bijvoorbeeld worden bepaald op welk punt van de sprong de meeste kracht wordt uitgeoefend. De resultaten van het onderzoek kunnen vervolgens worden vergeleken met berekende ideale waarden om het springgedrag tijdens de training te verbeteren.