CAM - Impingement | Hip Impingement

CAM - Impingement

Een gewricht (articulatio) bestaat altijd uit een gewricht hoofd en een stopcontact. In de heup gewricht (Articulatio coxae) de betrokken componenten zijn het dijbeen hoofd (caput femoris) en het acetabulum. Als deze twee anatomische structuren niet exact harmoniëren, kan er een botsing (botsing) optreden.

In heupbotsing (femoroacatabulaire impingement), wordt onderscheid gemaakt tussen CAM-botsing (nokkenas-botsing) en tang-botsing. In beide gevallen is er een afwijking van de normale structurele relatie tussen het acetabulum en de hoofd. Zo'n anatomische constellatie kan ervoor zorgen dat de heupkop tijdens bepaalde bewegingen het heupkomdak raakt.

De hierdoor veroorzaakte vernauwing veroorzaakt verwondingen aan het gewricht lip van het acetabulum (labrum) en het gewricht kraakbeen. Indien onbehandeld, kan dit leiden tot heup gewricht artrose (coxartrose). Met CAM- of nokkenasimpingement wordt de heupkop vergroot zodat deze direct overgaat in de nek van het dijbeen zonder voldoende taille.

Als gevolg hiervan gaat de oorspronkelijk gebruikelijke bolvorm verloren en raakt het hoofd het heupkom tijdens krachtige bewegingen. Dit maakt het op lange termijn mogelijk kraakbeen om naar binnen weg te worden gedragen vanaf de rand van het acetabulum en het zogenaamde gewricht lip aan de voorkant kan de bovenrand van het acetabulum ook worden beschadigd (labrumlaesie). Vanwege de hoge kracht die wordt uitgeoefend, is de kraakbeen wordt gewoonlijk sneller beschadigd met CAM geïmplanteerde heupkomimplantaten dan met tangimplantaten.CAM-botsing treft het vaakst atletische jonge mannen die intensief sporten.

CAM-botsing is met name geschikt voor arthroscopische behandeling. Hiermee kan de chirurg een losgemaakte cup weer bevestigen lip of herstel het nek van het dijbeen naar zijn oorspronkelijke getailleerde vorm, waardoor het herstelt pijn-vrije gewrichtsfunctie. Rood toont de typische CAM-botsingsverandering bij het dijbeen nek.

Tang

Met een tang of bijtpincet wordt de heupkom meestal aanzienlijk verdiept, terwijl de vorm van de heupkop normaal is. De dwarsdoorsnede toont de afbeelding van een tang, waarbij het acetabulum de dij bot zoals de hefboomarmen van het gereedschap. Als resultaat, de hals van het dijbeen raakt de rand van het acetabulum tijdens beweging, waardoor de gewrichtslip wordt verplaatst.

De overgang van heupkop naar dijbeenhals is ook onderhevig aan aanzienlijke spanning en spanning. Bij vrouwen tussen de 30 en 40 jaar komt vaak een tangbotsing voor. Stoornissen van het heupkomgebied treden op tijdens de vorming van het bekken, dwz al in de kindertijd of jeugd.

De meeste patiënten lijden echter niet aan geïsoleerde CAM of geïsoleerde tangbotsing, maar aan een verscheidenheid aan variabele tussenvormen. Heupbotsing wordt gediagnosticeerd door middel van een röntgenstraal en magnetische resonantie beeldvorming (MRI). Deze beeldvorming stelt de arts in staat onderscheid te maken tussen CAM en tangbotsing.