Fysiotherapie looptraining

De looptraining is van groot belang bij fysiotherapie. Geheel onbewust leren we lopen als een kind en maken we ons geen zorgen over hoe we ons in het dagelijks leven bewegen. Maar zodra blessures, orthopedische afwijkingen of zelfs neurologische aandoeningen tot beperkingen leiden, hebben deze ook een enorm effect op onze gang.

Als we bijvoorbeeld hebben pijn in onze voeten of knieën hinken we. Dit is op korte termijn geen probleem, maar als we op de lange termijn aan een 'verkeerde' gang wennen, kan dit een grote impact hebben op onze gewrichten en structuren. De focus van fysiotherapie is het ontwikkelen van een fysiologisch gangpatroon. Als het fysiologische gangpatroon niet kan worden hersteld door neurologische storingen of onomkeerbare orthopedische veranderingen, moeten de best mogelijke compensatiemechanismen worden uitgewerkt om de mobiliteit en onafhankelijkheid van de patiënt en daarmee een hoge kwaliteit van leven te behouden.

Fysiotherapeutische interventie

Als het fysiologische gangpatroon slechts korte tijd verandert, bijv. Na een breuk of om het weer te verbeteren door gerichte training (bijv. met intern gedraaide heupen bij kinderen), dit is het doel van fysiotherapie. Bij fysiotherapeutische looptraining kan het lopen zelf worden beoefend - dit staat bekend als looptraining, of gebreken zoals verkorte of zwakke spieren kunnen afzonderlijk op de therapiebank of door functionele oefeningen worden verbeterd.

Veelvoorkomende oorzaken voor een veranderd looppatroon kunnen in het geval van zwakke heupspieren zijn heup gewricht artrose of verkorte kuitspieren na langdurige immobilisatie. Er zijn veel andere oorzaken die ons looppatroon kunnen veranderen. Bij fysiotherapie worden deze op basis van nauwkeurige, individuele bevindingen geanalyseerd en tijdens de behandeling specifiek verbeterd.

Een huiswerkprogramma met losse oefeningen kan ook deel uitmaken van de therapie. Als mobiliteit en kracht eenmaal (opnieuw) tot stand zijn gebracht, worden de tijdens het lopen aangeleerde bewegingen toegepast en getraind. Looptraining omvat ook het gebruik van AIDS zoals krukken.

Het is belangrijk om ze correct te gebruiken om ondanks beperkingen een gezond looppatroon te hebben, om andere structuren niet te belasten. Het artikel "Oefeningen voor loopstoornissen”Kan in dit verband voor u van belang zijn. Looptraining voor patiënten met blijvende beperkingen Vooral voor neurologische patiënten is het belangrijk om een ​​looppatroon te ontwikkelen waarmee de patiënt zich in het dagelijks leven veilig kan bewegen.

Vaak spasticiteit of het verlies van bepaalde spiergroepen (bijv zwakte van dorsaalflexie van de voet) optreedt. Deze moeten worden gecompenseerd. Bij fysiotherapeutische looptraining worden de tekorten zoveel mogelijk geminimaliseerd en kunnen vervolgens strategieën worden ontwikkeld die de patiënt in staat stellen om met zijn of haar handicap om te gaan en zich toch veilig te verplaatsen.

Voor dit doeleinde, AIDS kan ook worden overwogen, zoals orthesen, steunen of rollators. De onafhankelijkheid van de patiënt is erg belangrijk. Ook hier worden bij oefeningen vaak individuele zwakke punten geïsoleerd.

Het is echter ook belangrijk om ze direct tijdens het lopen aan te brengen. Loopbandtraining is hiervoor ideaal. De therapeut kan naast de patiënt knielen en hem of haar ondersteunen bij het lopen met verschillende snelheden, terwijl de patiënt zich stevig kan vasthouden of zelfs kan worden vastgemaakt met behulp van stroppen.

Daarnaast, uithoudingsvermogen en cardiovasculair systeem zijn getrained. Er zijn ook moderne apparaten waarbij de patiënt in een tilsysteem wordt geklemd en opnieuw kan leren lopen door computerondersteunde training. Looptraining is erg belangrijk in de fysiotherapie, daarom wordt het lopen vaak opnieuw geoefend bij patiënten op de intensive care (bijvoorbeeld na een beroerte).

Het is ook belangrijk om het vermogen om te lopen te behouden na chirurgische of orthopedische ingrepen. Tijdens immobilisatie wordt er bijvoorbeeld altijd op gelet dat de spieren die belangrijk zijn om te lopen, worden getraind, zelfs als de patiënt nog in bed ligt. Gewrichten worden gemobiliseerd zodat contracturen, dwz het verlies van gewrichtsmobiliteit, worden vermeden.

Bijvoorbeeld voldoende mobiliteit in de enkel gewricht is belangrijk om te lopen. Na een lange periode van bedlegerigheid treedt vaak een spitse voetpositie op, dwz de voet kan niet meer worden aangespannen. Het is onderdeel van fysiotherapie om dergelijke veranderingen in een vroeg stadium te voorkomen om later weer een fysiologisch gangpatroon te kunnen krijgen. Aan. Hulpmiddelen Als contracturen aanwezig zijn of spiergroepen verlamd zijn, kunnen specialisten zich bepaalde aanpassen AIDS zoals hielverhogers, orthesen, bandages of steunen om de patiënt gemakkelijker zelfstandig te laten bewegen.

Bij blijvende beperkingen is het van belang om de hulpmiddelen precies te laten passen, omdat een onvoldoende pasvorm tot gevolgschade kan leiden. Het passen en selecteren van hulpmiddelen gebeurt in het beste geval in directe samenwerking met de winkels voor medische artikelen. Looptraining en daarmee het vermogen om “zelfstandig te bewegen” is van groot belang bij fysiotherapie, aangezien dit vermogen in hoge mate bijdraagt ​​aan de kwaliteit van leven van patiënten.

Niet alleen orthopedische of chirurgische ziektebeelden kunnen het looppatroon veranderen, vooral in de neurologie (MS, Parkinson) wordt er veel aan het looppatroon gewerkt. Dit wordt gedaan door middel van geïsoleerde oefeningen die uit de gang worden gehaald, maar ook direct tijdens het lopen. Loopbandtraining maakt een zeer specifieke training mogelijk.

Buiten lopen kan ook deel uitmaken van de therapie. Hulpmiddelen kunnen het lopen op korte of lange termijn vergemakkelijken. Ook tijdens de therapie kan het juiste gebruik van hulpmiddelen worden geleerd. Naast het vergroten van de sterkte van de enkelknie- en heupspieren, is het vooral belangrijk om te verbeteren / herstellen coördinatie en evenwicht.