Fysiologie | Iris

Fysiologie

De iris heeft de functie van een diafragma en reguleert de lichtinval in het oog. Het heeft een gat in het midden, dat staat voor de leerling. De grootte van de leerling hangt af van het tijdstip of de helderheid enerzijds, en van de activiteit van de autonome zenuwstelsel op de andere.

De lichtinval wordt waargenomen door het netvlies, vertaald in elektrochemische informatie en doorgegeven aan de hersenen. In de hersenenwordt de lichtinformatie waargenomen en geëvalueerd. Daar, de optiek zenuwen zijn verbonden met de zenuwen die de spieren aansturen, die op hun beurt de lichtinval regelen.

Deze onderlinge verbinding is zeer complex en treft meerdere zenuwen en spieren. Het autonome zenuwstelsel regelt ook de grootte van de leerling. De twee belangrijkste spieren voor het reguleren van de lichtinval zijn de pupilverwijdende spier (Musculus dilatator pupillae) en de pupilvernauwende spier (Musculus sfincter pupillae).

De dilaterende spier wordt gereguleerd door het sympathische zenuwstelsel. Dit is vooral actief tijdens vechten, vluchten, stress, angst etc. De beklemmende spier wordt aangestuurd door de parasympathische zenuwstelsel.

Dit parasympathische deel van het autonome zenuwstelsel overheerst tijdens rust, slaap en in de spijsverteringsfase. Daarom is de pupilgrootte klein bij vermoeidheid en groot bij actief en gestrest. Deze mechanismen voor het reguleren van de lichtinval worden aangevuld door de oogleden en hun spieren.

Bij zeer sterke lichtinval, bijv. Bij het kijken naar de zon, worden de oogleden reflecterend gesloten. De kleur van de ogen is afhankelijk van de hoeveelheid pigment. Met een blauw iris er is weinig pigment. Omdat het pigment pas in de eerste maanden na de geboorte wordt gevormd, hebben pasgeborenen blauwe ogen.

Functie van de iris

De functie van de iris is vergelijkbaar met dat van een camera-opening. Het omsluit de pupil en bepaalt de diameter. Alleen het deel van het licht dat de pupil raakt, kan het netvlies bereiken.

Als de iris breed is ingesteld, komt er veel licht in het oog, waardoor het netvlies voldoende wordt belicht, zelfs bij weinig licht. Het extra invallende licht maakt het waargenomen beeld echter waziger. De reden hiervoor is dat door de grotere opening het licht minder gebundeld wordt.

De scherptediepte neemt af als de iris wijd open staat, dit betekent dat het gebied waar het beeld als scherp wordt ervaren kleiner wordt. Het tegenovergestelde geldt voor een sterk vernauwde iris. Lichtbundels komen door het kleinere diafragma minder ver het oog binnen.

Tegelijkertijd komt er in het algemeen minder licht in het oog, waardoor het waargenomen beeld donkerder lijkt. De scherptediepte is kleiner. Bij mensen wordt de breedte van de iris onbewust bepaald door het autonome zenuwstelsel.

Willekeurige controle van de pupilbreedte is daarom niet mogelijk. De breedte van de pupil wordt bepaald door de lichtomstandigheden, het beeld dat wordt bekeken en onze emotionele toestand. Als je van dichtbij naar een object wilt kijken, wordt de pupil ingesnoerd, waardoor de scherpte toeneemt.

Als je van een afstand naar het object kijkt, is de pupil iets verwijd, waardoor er meer licht in het oog komt. Zelfs in het donker staat de pupil wijd, waardoor er meer licht op het netvlies valt. De iris kan de hoeveelheid licht die het oog binnenkomt met een factor tien tot twintig veranderen.

Elke dag wordt het oog echter geconfronteerd met veel grotere veranderingen in lichtomstandigheden (tot een factor 1012). Daarom zijn verdere processen op het netvlies nodig. Dit wordt 's ochtends na het ontwaken duidelijk.

Als je kort daarna in fel licht kijkt, verblindt het je. De pupil reageert binnen milliseconden op de nieuwe lichtomstandigheden en wordt smal. Aangezien dit alleen niet voldoende is, blijft de felle lichtbeleving enigszins.

Verdere processen op het netvlies zijn nodig totdat het oog gewend is aan het heldere licht. Onze gemoedstoestand heeft ook invloed op de iris. Het deel van het autonome zenuwstelsel dat verantwoordelijk is voor het verwijden van de pupil wordt vooral geactiveerd in emotioneel spannende situaties.

De boodschappersubstanties zijn adrenaline en noradrenaline. Op spannende momenten lijkt de leerling dan ook wijd. De typische ‘slaapkamerstaar’ is ook het gevolg van de verwijding van de pupillen bij het kijken naar een geliefde.