Diabetische polyneuropathie

suikerziekte polyneuropathie (DPN) (Latijn: polyneuropathia diabetica; synoniemen: diabetische neuropathie (DNP); polyneuropathie​ ICD-10-GM G63.2: diabeticus polyneuropathie) is schade aan meerdere zenuwen (polyneuropathie) die zich ontwikkelt als een complicatie van bestaande suikerziekte mellitus. Ongeveer 50% van de diabetici ontwikkelt tijdens hun ziekte een polyneuropathie.

Van alle neuropathieën is diabetische polyneuropathie verantwoordelijk voor ongeveer 30-50%. Ongeveer 75% van alle polyneuropathieën (PNP) worden veroorzaakt door suikerziekte mellitus en alcohol misbruik.

Diabetische neuropathie is onderverdeeld in (voor meer informatie, zie "Pathogenese" / Ziekteontwikkeling):

  • Perifere sensorimotorische diabetische polyneuropathie (synoniem: diabetische sensorimotorische polyneuropathie (DSPN)) - aandoeningen treden meestal symmetrisch op in beide benen en / of handen (= distale symmetrische polyneuropathie).
  • Autonoom diabetische neuropathie (ADN), bijv. Cardiovasculaire autonome neuropathie (CADN), diabetische gastroparese (maagverlamming).
  • Focale neuropathie: storingen van individuele perifere en radiculaire zenuwen, bijv. lumbosacrale plexus neuropathie (diabetische amyotrofie), die meestal eenzijdig optreedt en leidt tot zwakte in het been met spierverspilling

Screening op sensorimotorische en / of autonome diabetische neuropathie moet gebeuren:

  • Bij diabetes type 2 op het moment van diagnose.
  • Bij type 1 diabetici uiterlijk 5 jaar na diagnose.

Bij meer dan 20% van de diabetici ouder dan 50 jaar, klinisch manifest polyneuropathieën zijn al aanwezig bij of kort na de ontdekking van de suikerziekte ziekte.

De prevalentie (ziektefrequentie) van diabetische neuropathie is 8-54% bij type 1 diabetici en 13-46% bij type 2 diabetici (in Duitsland).

Verloop en prognose: bij patiënten met tal van risicofactoren voor de ontwikkeling van diabetes mellitus, perifere neuropathie (PNP; verzamelnaam voor ziekten van het perifere zenuwstelsel) kunnen al voorkomen in prediabetische stadia. Bij subklinische neuropathie, dwz dat er geen symptomen of klinische bevindingen aanwezig zijn, zijn kwantitatieve neurofysiologische tests al positief. Bij een kwart van de patiënten met perifere sensorimotorische diabetische polyneuropathie (synoniem: diabetische sensorimotorische polyneuropathie, DSPN) is het volledig pijnloos. Chronische pijnlijke neuropathie ontwikkelt zich echter vaak in de loop van de ziekte; pijnloze neuropathie is ook mogelijk. In de loop van de ziekte treedt distaal symmetrische PNP op bij elke tweede diabetespatiënt en autonome PNP bij elke derde patiënt (zie “Symptomen - klachten” hieronder). In de loop van de ziekte distaal symmetrische PNP komt voor bij elke tweede diabetespatiënt en autonome PNP bij elke derde patiënt (zie “Symptomen - klachten” hieronder). Therapeutisch ligt de focus op het bereiken van normoglykemie (bloed glucose niveaus binnen het normale bereik), inclusief controle van vasculaire risicofactoren​ Diabetische polyneuropathie wordt gevaarlijk wanneer de zenuwen van de hart- zijn al beschadigd. Diabetici met polyneuropathie hebben een hoger risico op een hartinfarct (hart- Typische complicaties van diabetische polyneuropathie zijn diabetisch neuropathisch voetsyndroom met voet zweer (voetulcus), Charcot-voet (diabetische neuro-osteoartropathie; zie hieronder restverschijnselen), en amputatie.