Classificatie / classificatie | Diagnose, symptomen en therapie van tibiale kopfracturen

Classificatie / classificatie

Afhankelijk van het type letsel veroorzaakt door het ongeval, het scheenbeen hoofd breuk kan worden onderverdeeld in verschillende soorten fracturen. Deze indeling is gebaseerd op de zogenaamde AO-classificatie. In eerste instantie wordt onderscheid gemaakt naargelang de breuk heeft slechts een of meerdere fragmenten veroorzaakt.

In het volgende wordt dan onderscheid gemaakt tussen zogenaamde afdrukfracturen en Depressie breuken. Een ander belangrijk criterium is of de breuk strekt zich uit tot de gewrichtsruimte en in hoeverre dit ook wordt beïnvloed. Volgens deze criteria kan het betreffende letsel vervolgens worden toegewezen aan een van de klassen A, B, C. Er zijn ook andere subgroepen.

ICD-code

Het ICD-systeem is een internationaal coderingssysteem voor eenduidige detectie van ziekten. Elke ziekte kan worden geclassificeerd met een unieke code. De ICD-code voor een tibiaal hoofd breuk is S82.

1, hoewel binnen de ICD-code ook een verdere onderverdeling mogelijk is met betrekking tot de aangetaste breukplaats of -structuren. Bijvoorbeeld S82. 11 staat voor een tibiaal hoofd breuk waarbij de fibula betrokken is.

Symptomen

Typische symptomen van a tibiale hoofdfractuur omvatten pijn onder de knie en zwelling in dit gebied. De pijn wordt erger onder stress, als dit al mogelijk is. In de meeste gevallen veroorzaakt de breuk instabiliteit in de onderbouw been.

Afhankelijk van het patroon van letsel, hoe lager been kan ook afwijken van zijn typische as, of verdraaid zijn. Bovendien is het geheel lager been kunnen hematomen ontwikkelen, aangezien het letsel ook kan optreden bloed schepen. Indien zenuwen ook geblesseerd zijn geraakt door de breuk, het is ook mogelijk dat het gevoel in het gebied van de onderbeen of voet is verstoord.

Deze gevoeligheid kan echter ook na de therapie herstellen, zeker als de behandeling snel wordt uitgevoerd. De therapie hangt sterk af van de omvang van het letsel. Bij een lichte breuk, bv B.

Als het tibiaplateau maar een paar tranen heeft, kan conservatieve therapie voldoende zijn. Dit bestaat meestal uit het immobiliseren van het been met een gips gips. In sommige gevallen kan het nodig zijn om het been te verkleinen voordat het gips wordt aangebracht, zodat de breuk in zijn natuurlijke positie kan genezen.

In de meeste gevallen moet het gips ongeveer 4-6 weken op zijn plaats blijven. Daarnaast kunnen andere methoden worden gebruikt om het been in een bepaalde positie te fixeren. Deze omvatten vooral spalksystemen.

Na de immobilisatiefase is het dan vooral belangrijk om aanvullen de therapie met fysiotherapie zo vroeg mogelijk. Dit kan vaak overmatige spieratrofie voorkomen of spieren opnieuw opbouwen. Als de respons op de therapie goed is, kan het been meestal na ongeveer 3 maanden weer volledig worden belast. Over het algemeen is een conservatieve behandeling echter langer dan een operatie. Omdat de tijd dat het been geïmmobiliseerd wordt door een spalk langer is dan bij chirurgische ingrepen, is het vaak nodig iets meer tijd te nemen tot het been volledig genezen is.