Spieren bovenarm | De bovenarm

Musculatuur van de bovenarm

On de bovenarmzijn de spieren verdeeld in twee groepen: de bovenarmfascia (fascia brachii) en het laterale en middelste intermusculaire septum. Buigspieren: de buigspieren van de bovenarm zijn Alle buigspieren worden geïnnerveerd door de nervus musculocutaneus De biceps brachii spier bestaat uit twee grote spierkoppen en heeft dus twee verschillende oorsprong. In de loop van de tijd verenigen de twee spierkoppen zich en hechten ze samen aan de tuberositasstralen van de opperarmbeen.

De biceps brachii spier is een dubbelgewrichtsspier en heeft daarom veel functies. De pees van de caput longum strekt zich uit over de hoofd of opperarmbeen en via de schouder gezamenlijke capsule. Het kruist ook het ellebooggewricht gap.

In het schoudergewricht het leidt naar de. De belangrijkste functie van de spier is echter de beweging in het ellebooggewricht. Hier leidt de spier tot flexie en rotatie van de onderarm. Hierdoor kan de handpalm naar boven bewegen.

De Musculus brachialis vindt zijn oorsprong aan de voorkant van de opperarmbeen en hecht aan het ellebooggewricht capsule. Het buigt dus de onderarm, ongeacht de handpositie. In vergelijking met de eerder genoemde Musculus biceps brachii is het de veel sterkere flexor en is daarom vooral bij het tillen van zware lasten erg belangrijk. De coracobrachialis-spier is afkomstig van een benige projectie van de schouderblad (Processus coracoideus) en hecht zich aan het middenoppervlak van de humerus.

Zijn belangrijkste taak is het verzorgen van de strekspieren: de strekspieren van de bovenarm bevinden zich op het achteroppervlak van de bovenarm. De spier van de triceps brachii heeft drie spierkoppen die op verschillende punten ontstaan. Alle drie de delen beginnen samen bij het olecranon van de ellepijp.

Vaak zijn er enkele slijmbeurszakken ingebed als glijlagers. De belangrijkste functie van deze spier is de verlenging van het ellebooggewricht. De zeer kleine Musculus anconeus is afkomstig van de laterale epicondylus van de bovenarm en hecht ook aan het olecranon.

Net als de triceps brachii-spier, dient het om het ellebooggewricht te verlengen. Beide spieren worden geïnnerveerd door de radiale zenuw.

  • Achterste extensorgroep (extensoren, dorsaal)
  • Voorste flexorgroep (flexoren, ventraal)
  • De biceps brachii-spier
  • De brachiale musculus
  • De Musculus coracobrachialis
  • De caput longum (lange deel) is afkomstig van de tuberkel supraglenoidal van het schouderblad (scapula),
  • De caput breve (kort deel) van de processus coracoideus van de schouderblad.
  • Interne rotatie
  • Anteversie (voorwaarts strekken van de arm)
  • Lang deel van de spier voor adductie
  • Kort gedeelte voor abductie in het schoudergewricht
  • Interne rotatie
  • Adductie (het lichaam benaderen)
  • Anteversie (voorwaarts strekken) van de bovenarm in het schoudergewricht
  • Musculus triceps brachii
  • Musculus anconeus.
  • Het lange deel (Caput longum) vindt zijn oorsprong in het tuberculum infraglenoidale van de schouder.
  • Het laterale deel (caput laterale) is afkomstig van het laterale en achteroppervlak van de humerus.
  • De middelste spier hoofd (Caput mediale) vindt zijn oorsprong in het midden- en achteroppervlak.