De bovenarm

Algemene informatie

De bovenarm bestaat uit een bovenarmbeen (opperarmbeen) en verschillende gewrichtsverbindingen met zowel de schouder (schoudergewricht) en de botten van de onderarm (ellebooggewricht). De bovenarm heeft ook tal van

  • Spieren,
  • zenuwen
  • Schepen

Het bovenarmbeen (humerus)

De opperarmbeen is een lang buisvormig bot, dat in verschillende delen is verdeeld. Het grootste deel van de opperarmbeen is het corpus humeri. De hoofd van de humerus (Caput humeri), die het gewrichtsoppervlak naar de schoudergewricht (Condylus humeri), bevindt zich op dit deel.

Er zijn twee epicondylen (botuitsteeksels) naar het midden (mediaal) en naar de zijkant (lateraal), die dienen als bevestigingspunten voor verschillende spieren van de schoudergewricht. De nek van de bovenarm (collum anatomicum van de humerus) is verbonden met deze humerus hoofd. De gezamenlijke capsule van het schoudergewricht is hieraan verankerd nek.

Als je vanaf de voorkant naar het opperarmbeen kijkt, zie je nog twee benige bulten. Tussen deze botuitsteeksels loopt een groef, de sulcus intertubercularis. De pees van de lange biceps hoofd loopt door deze groef.

Aan het laterale deel van de botschacht bevindt zich een geruwd oppervlak, de zogenaamde tuberositas deltoidea. Dit dient als het startpunt van de deltaspier. De hele schacht van de humerus is verdeeld in twee gebieden.

Beide botranden lopen door naar de onderarm als botranden en vervolgens versmelten met de epicondylus medialis en lateralis. Op het achteroppervlak van de humerus is er een groef voor de radiale zenuw (sulcus nervus radialis), die rond de humerus slingert. Bij de verbinding tussen de humerus en de onderarm bot, de humerus vormt een botrol, de trochlea humeri met de fossa coronoidea.

Mediaal hiervan is een groef voor de ellepijpzenuw. Bovendien wordt het opperarmbeenkapitulum gevormd, dat een radiale fossa bevat voor de radiale zenuw. Aan het achterste oppervlak van deze overgang bevindt zich de olecranonfossa, die het olecranon van de onderarm bevat.

  • Tuberculum majus, waaruit de aanhoudende Crista tuberculis majoris voortkomt. Richting het centrum ligt de
  • Tuberculum minus, met de doorlopende Christa tuberculis minoris. Deze punten dienen als bevestigingspunten voor verschillende spieren.
  • De Facies anteromedialis en
  • De anterolaterale facies.

De humeruskop, ook wel humeruskop genoemd (lat.

Caput humeri), is het uiteinde van de humerus dicht bij het lichaam. Dit botuiteinde is bolvormig en ligt in de glenoïdholte. Zo vormen de kop van de humerus en de glenoïde holte het schoudergewricht, een kogelgewricht.

De kop van de humerus is groter dan de kogelkom, wat het gewricht drie vrijheidsgraden geeft en het zeer flexibel maakt. Deze mobiliteit wordt vergroot doordat de glenoïdholte erg vlak is. Het oppervlak van de kop van opperarmbeen bestaat uit een stevige en dikke laag kraakbeen.

Deze vorm van kraakbeen Wordt ook genoemd hyaline kraakbeen en is stevig verbonden met het botweefsel. Dit gladde oppervlak is belangrijk voor een wrijvingsvrije beweging in het gewricht en dient om schokken op te vangen. De kop van de humerus is duidelijk gescheiden van de rest van de humerus, het corpus humeri, en gaat over in de zogenaamde colum, of nek. Dit overgangspunt loopt vooral risico op botbreuken.