Vroegtijdige detectie van gehoorschade: G 20-screeninggeluid

Het voorzorgsonderzoek G 20 wordt gebruikt voor het vroegtijdig opsporen van beschadigingen aan het sensorisch orgaanoor en voor het behoud van de functionaliteit tijdens geluidswerk. De getroffen geluidsgebieden moeten worden geïdentificeerd en de afscherming is verplicht. Dit gezondheid op het werk onderzoek wordt uitgevoerd voor alle medewerkers wier gehoor behouden blijft. Voor personen met een ernstige KNO-diagnose gehoorverlies of doofheid, is werk in lawaaierige gebieden mogelijk zonder gehoortests uit te voeren. Het preventief onderzoek G 20 moet door de werkgever worden geregeld als de bovenste actiewaarde van het zogenaamde dagelijkse geluidsniveau 85 dB (decibel) of het piekgeluidsniveau 137 dB wordt bereikt of overschreden tijdens de beroepsactiviteit op de werkplek, aangezien boven deze limieten gehoorschade te verwachten is. Geluidswerk komt in veel beroepen voor. Enkele voorbeelden zijn mijnbouw, ijzer en metaalindustrie, houtverwerkende bouwnijverheid, maar ook gebieden zoals textielindustrie of papierindustrie.

Indicaties (toepassingsgebieden)

G20-afscherming dient te worden uitgevoerd bij werkzaamheden in geluidsgebieden met een bovenste actiewaarde van het dagelijkse geluidsniveau van 85 dB (decibel) of een piekgeluidsdrukniveau van 137 dB.

Voor het onderzoek

Voorafgaand aan het onderzoek mag het gehoor van de medewerker gedurende minimaal 80 uur niet zijn blootgesteld aan geluid met een gemiddeld niveau> 14 dB. Indien dit niet het geval is, dient de werknemer een geluidsonderbreking te nemen om in aanmerking te komen voor het onderzoek.

Procedure

Het eerste onderzoek wordt uitgevoerd voordat met het werk wordt begonnen en het eerste vervolgonderzoek wordt na 12 maanden uitgevoerd. Verdere vervolgonderzoeken, afhankelijk van blootstelling aan geluid, dienen na 30 maanden te worden uitgevoerd en na 60 maanden als het dagelijkse geluidsbelastingniveau lager is dan 90 dB of het piekgeluidsdrukniveau lager is dan 137 dB. Bij stopzetting van werkzaamheden in geluidsruimten vindt een eindexamen plaats. Vervroegde vervolgonderzoeken zijn ook mogelijk. Ze worden in individuele gevallen naar goeddunken van de arts geregeld, op verzoek van een werknemer als hij of zij een oorzakelijk verband vermoedt tussen zijn of haar ziekte en zijn of haar werk, en als er gehoorstoornissen ontstaan ​​door een ziekte of ongeval. Het examenprogramma bestaat in eerste instantie uit een zevende toets, dit is een basistoestandonderzoek en leidt alleen tot nader onderzoek als er afwijkingen zijn. Deze test kan worden uitgevoerd door gekwalificeerd personeel onder toezicht van een bedrijfsarts. Voorwaarde hiervoor is dat de verantwoordelijke medische professional de tests steekproefsgewijs controleert. De zevende test, Noise I, omvat de volgende componenten:

  • Korte anamnese
  • Inspectie van het uitwendige oor
  • Geluidsaudiometrie (medische meetmethode voor het testen van het gehoor met het meten van volumes van verschillende hoge tonen die juist een gevoel van gehoor veroorzaken) in luchtgeleiding (testfrequenties 1-6 kHz).
  • Advies over gehoorbescherming

Indien in dit onderzoeksprogramma pathologische bevindingen worden gevonden, wordt automatisch het geluid II onderzoek gestart, dit dient door de bedrijfsarts zelf te worden uitgevoerd en bestaat uit:

  • Medische geschiedenis
  • Otoscopisch onderzoek (observatie van het externe gehoorgang en trommelvlies).
  • Weber-test (synoniem: Weber-test; Weber-test) Implementatie: de voet van een trillende stemvork wordt op de kruin van de patiënt geplaatst. Het geluid wordt via beengeleiding in fase overgebracht naar beide binnenoren. Normaal gehoor: geluid van de stemvork gelijkmatig gehoord in beide oren (in het midden van de hoofd), wordt het geluid niet lateraal gemaakt (lat. latus = zijkant). Eenzijdige of asymmetrische gehoorstoornis: toon van de stemvork aan één kant, dit wordt "lateralisatie" (lateralisatie) genoemd.
    • Eenzijdige geluidswaarnemingsstoornis: het geluid wordt luider waargenomen door het beter horende (normale) binnenoor (patiënt lateraliseert naar het gezonde oor).
    • Eenzijdige geluidsgeleidingsstoornis: het geluid is luider te horen in het zieke oor
  • Gehoortest in luchtgeleiding (testfrequenties 0.5 - 8 kHz) en beengeleiding (testfrequenties 0.5 - 4 kHz of 6 kHz, afhankelijk van het type apparaat).
  • Individueel advies over gehoorbescherming

Indien de gehoorverliesbepaald in het geluid II-onderzoek, 40 dB bij 2 kHz bedraagt ​​of overschrijdt, dan is het uitgebreide aanvullende geluid III-onderzoek vereist. Dit onderzoek kan door de bedrijfsarts worden besteld bij een KNO-arts. Het bevat:

  • Otoscopisch onderzoek
  • Correcte audiometrie in lucht- en beengeleiding
  • Spraakaudiogram voor beide oren, en indien gerechtvaardigde indicatie:
  • Tympanometrie (middenoor drukmeting).
  • Bepaling van de stapediusreflexdrempel - De meetprocedure registreert impedantiewijzigingen veroorzaakt door onder andere de stapediusreflex. In dit proces trekt de stapediusspier (stapes-spier) reflexief samen bij hoge volumes, waardoor de gehoorbeentjesketting verstijft om het binnenoor te beschermen. Veel ziekten van het midden- en binnenoor, evenals de reflexboog, leiden tot afwijkende impedantiewaarden en worden dus met behulp van de meting gediagnosticeerd.

Na het onderzoek

Na het onderzoek moeten therapeutische maatregelen worden genomen op basis van de medische bevindingen of moeten gehoorbeschermingsmaatregelen worden gevolgd.