Symptomen | Ontwrichting van het vingergewricht

Symptomen

Na het letsel ernstig pijn in de vinger gewricht is het belangrijkste symptoom van ontwrichting van de vingergewricht. Bovendien is er een zichtbare verkeerde positie van de getroffene vinger gewricht. In het geval van een ontwrichting van de vinger gewricht wordt de beweeglijkheid van het gewricht aanzienlijk beperkt: de botten uit het gewricht springen maakt beweging onmogelijk, de pijn beperkt beweging.

Het aangetaste gewricht zwelt op en blauwe plekken zijn mogelijk. De patiënt neemt een ontlastende houding aan om het geblesseerde gewricht zo min mogelijk te belasten. Als extra zenuwen zijn gewond geraakt of aangetast door druk tijdens de ontwrichting van de vingergewricht, sensaties en een tintelend gevoel in de vingers of hand zijn mogelijk.

Bones, ligamenten en spieren kunnen gewond raken bij ontwrichting van de vingergewricht. Bij een dorsale dislocatie (in de richting van de handrug) de extensor pezen lopen bijzonder risico op letsel. Een blessure aan de extensor pezen blijkt uit het feit dat de patiënt de gewonde vinger niet kan strekken, zelfs niet nadat de dislocatie is gecorrigeerd. Bij het ontwrichten van het vingergewricht kunnen ook de laterale ligamenten van de vinger gewond raken, waardoor het vingergewricht zijwaarts kan opvouwen.

Diagnose

In veel gevallen kan de diagnose worden gesteld of op zijn minst worden vermoed door simpelweg naar de gewonde vinger te kijken. Een Röntgenstraal moet worden ingenomen vóór de fysiek onderzoek om een ​​overzicht te krijgen van de omvang van het benige letsel. Als het gewricht ernstig gewond is, kan het verdere schade oplopen als de fysiek onderzoek is te onzorgvuldig. Het is raadzaam om toe te dienen pijnstillers voor de fysiek onderzoek. Tijdens het onderzoek moet de arts een idee krijgen van de huidige positie van het gewricht en de bloed circulatie-, sensorische (gevoel) en motorische (bewegings) functies van het geblesseerde gewricht. Het kan nodig zijn om het vingergewricht te onderzoeken met behulp van computertomografie (CT) of magnetische resonantie beeldvorming (MRI) om de omvang van de bijkomende verwondingen te beoordelen.