Visuele waarneming in het netvlies | Hoe werkt visie?

Visuele waarneming in het netvlies

Om te kunnen zien, moet het licht het netvlies in de achterkant van het oogHet valt eerst door het hoornvlies, leerling en lens, kruist dan het glaslichaam achter de lens en moet eerst het hele netvlies zelf doordringen voordat het de plaatsen bereikt waar het voor de eerste keer een effect kan veroorzaken. Het hoornvlies en de lens maken deel uit van het (optische) refractieapparaat, dat ervoor zorgt dat licht correct wordt gebroken en dat het totale beeld nauwkeurig op het netvlies wordt weergegeven. Anders zouden de objecten niet scherp worden waargenomen.

Dit is bijvoorbeeld het geval bij bijziendheid of hypermetropie. De leerling is een belangrijk beschermingsmiddel dat de lichtinval reguleert door uit te zetten of samen te trekken. Er zijn ook medicijnen die deze beschermende functie opheffen.

Dit is bijvoorbeeld nodig na operaties, wanneer de leerling moet enige tijd worden geïmmobiliseerd om het genezingsproces beter te bevorderen. Zodra het licht het netvlies is binnengedrongen, raakt het cellen die staafjes en kegeltjes worden genoemd. Deze cellen zijn gevoelig voor licht.

Ze bezitten receptoren (“lichtsensoren”) die zijn gebonden aan een eiwit, meer bepaald aan een G-eiwit, het zogenaamde transducine. Dit specifieke G-eiwit is gebonden aan een ander molecuul, rhodopsine. Het bestaat uit een vitamine A-deel en een eiwitdeel, het zogenaamde opsin.

Een licht deeltje dat dergelijke rodopsine tegenkomt, verandert zijn chemische structuur door een eerder gebroken keten van koolstofatomen recht te trekken. Deze simpele verandering in de chemische structuur van rhodopsine maakt nu interactie met het transducine mogelijk. Hierdoor verandert ook de structuur van de receptor zodanig dat een enzymcascade wordt geactiveerd en signaalversterking optreedt.

In het oog leidt dit tot een verhoogde negatieve elektrische lading op de celmembraan (hyperpolarisatie), dat wordt doorgegeven als een elektrisch signaal (transmissie van zicht). De huig cellen bevinden zich in het punt van het scherpste zicht, ook wel genoemd gele vlek (macula lutea) of in professionele kringen fovea centralis. Er zijn 3 soorten kegeltjes, die verschillen doordat ze reageren op licht met een zeer specifiek golflengtebereik.

Er is de blauwe, groene en rode receptor. Dit omvat het kleurbereik dat voor ons zichtbaar is. De andere kleuren zijn voornamelijk het gevolg van de gelijktijdige, maar verschillend sterke activering van deze drie celtypen.

Genetische variaties in de blauwe, groene en rode receptoren kunnen leiden tot de verschillende kleur blindheid​ De staafcellen worden voornamelijk aangetroffen in het perifere gebied (periferie) rond de fovea centralis. Staafcellen hebben geen receptoren voor verschillende kleurbereiken. Ze zijn echter veel lichtgevoeliger dan kegels. Hun functie is om het contrast en het zicht te verbeteren in het donker (nachtzicht) of bij weinig licht (schemering).