Bijziendheid

Synoniemen in bredere zin

Medisch: Bijziendheid, astigmatisme, astigmatisme, verziendheid

Definitie Bijziendheid

Bijziendheid (myopie) verwijst naar een type ametropie waarbij de relatie tussen het brekingsvermogen en de lengte van de oogbol niet correct is. Strikt genomen is de oogbol te lang (axiale bijziendheid) of is het brekingsvermogen te sterk (brekingsbijziendheid). Het brandpunt van parallel invallende stralen ligt dus voor het netvlies. De bijziende kan objecten dichtbij goed zien, maar objecten verder weg worden alleen wazig of wazig waargenomen.

Veroorzaken

  • Asbijziendheid (axiale bijziendheid) komt vaker voor dan refractieve bijziendheid (brekingsbijziendheid), is gedeeltelijk erfelijk en is meestal aangeboren. Het komt veel vaker voor bij te vroeg geboren baby's dan bij baby's die op volwassen leeftijd zijn geboren. Dit type bijziendheid ontwikkelt zich voornamelijk in de eerste 30 levensjaren als gevolg van een te intensieve groei van de oogbol in lengte.

    Vaak hoort men ook de

Om een ​​punt scherp te kunnen zien, moet het precies op het netvlies worden afgebeeld. Dit betekent dat het brandpunt van parallel invallende stralen precies op het netvlies moet vallen. Bij mensen met bijziendheid wordt het brandpunt over het algemeen naar voren verschoven.

Ofwel omdat de lengtediameter van het oog te groot is (vaak) of omdat het brekingsvermogen van het optische apparaat te sterk is (vrij zeldzaam). Hierdoor kunnen objecten op afstand niet scherp worden afgebeeld. Dichtere objecten daarentegen kunnen dat wel zijn.

Zelfs punten die zo dicht bij het oog liggen dat een persoon met normaal zicht ze niet meer scherp kan afbeelden, kunnen nog steeds goed worden gezien door bijziende mensen. Om te begrijpen waarom iemand bijziend is, moet men weten hoe het oog objecten op korte en lange afstand scherp kan afbeelden. Dit gebeurt met behulp van het zogenaamde optische apparaat (hoornvlies en lens).

De lens is elastisch gevormd en opgehangen achter de iris door een vasthoudinrichting. Met behulp van een ringspier (ciliairspier) kan de focus worden aangepast aan nabije of verre objecten. Naarmate de spier zich aanspant, verslappen de ligamenten waaraan de lens is opgehangen en zakt de lens iets in.

Dit resulteert in een toename van het brekingsvermogen en de brandpuntsafstand wordt dus verminderd, dwz het brandpunt wordt naar voren verschoven. Hierdoor kunnen objecten die zich relatief dicht bij het oog bevinden scherp worden gesteld. Bij het scherpstellen van verre objecten ontspant de ciliaire spier en neemt het brekingsvermogen af, of het brandpunt wordt verder naar achteren verschoven.

De sterkte van bijziendheid wordt aangegeven in dioptrie (dpt). Dit is het omgekeerde van de brandpuntsafstand. De waarden verwijzen altijd naar het verre punt, dwz het punt waarop het oog enigszins scherp is zonder accommodatie (veranderen van de focus van het zicht naar verre of nabije objecten).

Bij normaal zicht (emmetropen) is dit op oneindig. Een bijziend persoon met een bijziendheid van -2.0 dpt heeft zijn verre punt op een afstand van 50 cm. Objecten die zich op grotere afstand van het oog bevinden, zijn alleen wazig te zien.

In tegenstelling tot verziendheid kan een persoon met bijziendheid zijn of haar bijziendheid niet compenseren met behulp van accommodatie, omdat de ciliaire spier, de spier die verantwoordelijk is voor het focussen, niet verder kan worden ontspannen dan hij al is. Bijziende mensen proberen de divergerende cirkels op het netvlies te verkleinen door te knipperen. Dit verbetert de scherpte van het beeld (stenopeïsch zicht).