Vaccinatie en profylaxe | Kinkhoest

Vaccinatie en profylaxe

Volgens de aanbeveling van de STIKO (Permanente Vaccinatiecommissie van het Robert Koch Instituut) gaat het gierend hoesten vaccinatie (ook: kinkhoestvaccinatie) dient gegeven te worden als onderdeel van de basisvaccinatie samen met de vaccinatie tegen difterie en tetanus​ Dit dient in principe binnen het eerste levensjaar te gebeuren (in uitzonderlijke gevallen ook later). In de regel wordt de vaccinatie toegediend door de kinderarts in het kader van de U-examens na de 2e, 3e, 4e en 11e -15e levensmaand.

In jeugd en adolescentie, moeten nog twee vaccinaties worden gegeven als een boost, meestal in het vijfde tot zesde levensjaar en in het twaalfde tot zeventiende levensjaar. Een boostervaccinatie kan ook worden aanbevolen voor volwassenen, bijvoorbeeld zwangere vrouwen of personen die regelmatig contact hebben met pasgeborenen. Hoewel vaccinatie van de omgeving pasgeborenen niet definitief beschermt tegen infectie, aangezien gevaccineerde personen zonder zelf ziek te worden ook drager kunnen zijn, vermindert het de kans op infectie aanzienlijk.

De booster bij volwassenen dient op zijn vroegst tien jaar na de laatste vaccinatie te worden gegeven. Vaccinatie kan nog steeds nuttig zijn, zelfs nadat een infectie is gepasseerd, aangezien de overleefde infectie slechts ongeveer tien tot twintig jaar beschermt tegen een nieuwe infectie. Na deze tijd is het immuunsysteem verliest de informatie die het heeft opgeslagen over de pertussis-pathogeen.

In Duitsland is het vaccin acellulair, dwz het bevat geen gedode of verzwakte bacteriële cellen, maar alleen verschillende bouwstenen van de bacteriën (bv eiwitten van het bacteriële oppervlak, dat de immuunsysteem kan gebruiken om de ziekteverwekker te herkennen). het vaccin bevat ook pertussis-toxine, een stof geproduceerd door de pertussis bacteriën en beschouwd als de belangrijkste oorzaak van de typische symptomen. De doses zijn echter zo klein dat het pertussistoxine geen schadelijk effect heeft op het lichaam, maar slechts het model is voor de vorming van antilichamen die beschermen tegen het gif.

Het vaccin zou zeer effectief zijn met zeer weinig bijwerkingen, en daarom wordt het nu algemeen aanbevolen voor vaccinatie. Als zuigelingen of kinderen niet zijn gevaccineerd en in contact zijn gekomen met een infectieus agens, kan zogenaamde chemoprofylaxe worden uitgevoerd. Een antibioticum wordt toegediend om het begin van de ziekte te voorkomen of te verzachten.