Tractus Spinobulbaris

Synoniemen

Medisch: Substantia alba spinalis CNS, ruggenmerg, hersenen, zenuwcel, grijze stof ruggenmerg

Introductie

Deze tekst probeert de zeer complexe onderlinge verbanden in de spinal cord op een begrijpelijke manier. Vanwege de complexiteit van het onderwerp is het gericht op medische studenten, artsen en zeer geïnteresseerde leken.

Verklaring

De Tractus spinobulbaris is onderverdeeld in: Deze twee traktaten bevinden zich in de achterste streng van de witte stof van de spinal cord (Funiculus posterior). Ze leiden als een oplopend (afferent) kanaal vanaf de wervelkolom ganglion naar twee kerngebieden, die in de langwerpige medulla oblongata liggen: de Fasciculus gracilis naar de “gracile core”, de Ncl. gracilis, en de Fasciculus cuneatus naar de Ncl.

cuneatus. (Ncl. = Kern = kern).

Hier ligt het eerste centrale schakelpunt, het tweede neuron van het achterste lidmaat. De twee paden worden samengevat als de tractus spinobulbaris, dwz “pad dat leidt vanaf de spinal cord naar de kern ', omdat ze dezelfde informatie doorgeven, namelijk het gevoel van aanraking en trilling (de zogenaamde oppervlakte- of epikritische gevoeligheid) en ons gevoel voor de positie van onze spieren en gewrichten (en dus van het hele lichaam) in de ruimte en ook in relatie tot elkaar (= gevoel voor positie, gevoel voor diepte, gevoel voor kracht of proprioceptie). De Fasciculus cuneatus voert de informatie uit de bovenste helft van het lichaam, dwz het bestaat uit verlengingen van de wervelkolom ganglion cellen van de nek en hoger borst segmenten.

De gracilis-fascicle stuurt de informatie vanuit de onderste helft van het lichaam, dwz het bestaat uit verlengingen van de wervelkolom ganglion cellen uit de onderste thoracale, lumbale en sacrale segmenten. De grens tussen de twee ligt ongeveer ter hoogte van borstsegment 5 (Th 5), maar dit is in beide gevallen verschillend.

  • Fasciculus gracilis (GOLL) en
  • Fasciculus cuneatus (BURDACH)

Functie

De spinale ganglioncellen hebben hun ontvangende (dendritische) uiteinden waar ze de "gevoelige informatie" krijgen, bijvoorbeeld:

  • In de huid
  • In het onderhuidse weefsel
  • In de gewrichtscapsules
  • Het periosteum
  • De kraakbeenhuid
  • De spierfasciae en
  • De pezen.
  • dendrieten
  • Cellichaam
  • axon
  • Kern

Deze dendritische uiteinden worden "vrije zenuwuiteinden" genoemd. Behalve deze zijn er ook gespecialiseerde receptoren zoals de zogenaamde Merkel-cellen van de huid of de Meissen tactiele bloedlichaampjes, de Golgi-peesorganen of de spierspoelen. De prikkel die deze uitgangen registreren, bijvoorbeeld een stretching prikkel van de pees, wordt uitgevoerd in een perifere zenuw naar de spinale zenuw (ruggenmergzenuw) van een segment en van daaruit naar de spinale ganglioncel, die het eerste neuron van deze route is.

Dit neuron is pseudounipolair. De impuls die nu binnenkomt, gaat via de achterste wortel (radix posterior) het ruggenmerg in. Dit is waar de signaaloverdracht zich splitst: maar laten we eens kijken naar de lange stijgende tak, het eigenlijke achterste kanaal.

Tot aan hun respectievelijke kernen lopen de gracilis- en cuneatus-fascikels aan dezelfde (= ipsilaterale) kant, wat betekent dat de gewaarwordingen (aanraking, vibratie, positiegevoel) van de linkervoet en linkerhand ook aan de linkerkant lopen van het ruggenmerg. Zowel op hun pad als in de kernen zelf is er een strikte somatotopische deling, wat betekent dat elke locatie in de periferie een exacte lokale representatie heeft op alle stations van zijn pad tot aan de hersenschors: hoe verder naar beneden in het segment waarin de stimulusinformatie komt binnen, hoe verder zijwaarts in het pad het loopt. In elk van de twee kernen worden de vezels nu omgeschakeld naar een seconde zenuwcel, die zijn extensies naar de thalamus in het diencephalon.

Ze worden nu niet langer “spinobulbaris” genoemd omdat ze zowel het ruggenmerg (spino-) als de kernen (bulbi) hebben achtergelaten. Deze vezels steken nu elk over naar de andere kant, dwz ze lopen contralateraal. De vezels die nu aan de linkerkant lopen, geleiden dus de informatie vanaf de rechterkant van het lichaam.

In dit gedeelte worden ze Lemniscus medialis genoemd, de "lus verder in het midden", en maken deel uit van een pad dat zenuwvezels van verschillende kerngebieden naar de thalamus (tractus bulbothalamicus). Om deze reden wordt het traktaat vanaf nu ook wel het lemniscale-systeem genoemd. In een bepaald kerngebied van de thalamus (nucleus ventralis posterolateralis), worden ze overgeschakeld naar hun derde zenuwcel, die zijn uitbreidingen naar de hersenschors stuurt, daar naar de gyrus postcentralis. Dit is de hersenen wikkeling, die direct achter de centrale groef ligt en als het ware een "eindpunt" is voor alle gevoelige informatie.

Sommige vezels van het positionele zintuig, de proprioceptie, eindigen ook in andere kerngebieden, met name de nucleus thoracicus dorsalis (ook wel de kolom van Stilling-Clarke genoemd), die wordt aangetroffen in de achterhoorn ter hoogte van de segmenten C8-L3. Van daaruit worden ze via het posterieure cerebellaire laterale kanaal (= tractus spinocerebellaris posterior) naar de cerebellaire cortex gestuurd.

  • Enerzijds als een lange tak in de genoemde (spinobulbar) baan naar de kerngebieden Ncl. gracilis of Ncl. cuneatus (afhankelijk van de hoogte waarop de stimulus werd gecreëerd),
  • Aan de andere kant, als korte vertakkingen naar tussenliggende neuronen (zogenaamde axon-collateralen) van de achterhoorn of
  • Direct naar motorcellen van de voorhoorn, waardoor een eenvoudig reflexpad ontstaat.