TNM voor borstkanker | Subtypen van borstkanker

TNM voor borstkanker

De TNM-classificatie is onderverdeeld in drie gebieden, waarbij de "T" staat voor de grootte van de tumor, de "N" voor het aantal aangetaste weefselvocht knooppunten en "M" voor ver metastasen. De exacte specificatie in elke categorie zorgt voor een goede prognose en bepaalt tegelijkertijd de behandelingsmogelijkheden. Zo wordt een kleine tumor die nog niet is uitgezaaid primair geopereerd, waardoor er een goede kans op herstel ontstaat.

Een grote tumor daarentegen moet mogelijk eerst worden bestraald, zodat deze volume verliest voordat deze kan worden geopereerd. Vanuit medisch oogpunt zijn de details van de borstkanker moet veel nauwkeuriger zijn, zodat de grootte van de tumor wordt verdeeld in T1 (<2 cm), T2 (2-5 cm), T3 (> 5 cm) en T4 (elke borstkanker die de borstwand of huid aantast). Het aantal getroffen weefselvocht knooppunten wordt ook specifieker aangegeven door bovendien de exacte regio (oksel, sleutelbeen, Enz.).

De uiteindelijke classificatie resulteert dan in een individueel schema voor elke patiënt, dat altijd als referentie dient voor het verloop van de behandeling. Verbeteringen of verslechteringen zijn dus vanuit medisch oogpunt objectiveerbaar. Deze classificatie biedt sommige patiënten echter ook de mogelijkheid om hun ziekte beter te begrijpen en een globaal beeld te krijgen van de omvang ervan.

Wat is de prognose?

De prognose van individuele borstkanker is het resultaat van de interactie van veel belangrijke factoren. Daarom kan het niet in een algemene vorm worden gegeven. Naast het type borstkanker, weefselvocht betrokkenheid van knooppunten speelt een bijzonder belangrijke rol.

In wezen is de belangrijkste prognosefactor de betrokkenheid van de lymfeklieren in de oksel. Van daaruit worden tumoren van de borstprothese metastasen in andere organen, wat de overleving enorm verslechtert. Een ongunstige prognostische factor is de aanwezigheid van de Her2-receptor op het oppervlak van de tumor.

Dergelijke borstkankers hebben de neiging zich agressief te gedragen, waardoor hun prognose slechter is in vergelijking met tumoren zonder de Her2-receptor. De slechtste prognosefactor is een negatieve hormoonreceptorstatus van de borstkanker. Dit betekent dat er geen receptoren voor zijn hormonen zoals oestrogeen of progesteron.

Dit betekent dat er geen therapeutische opties zijn met geneesmiddelen die op deze receptoren zijn gericht. De prognose voor dergelijke tumoren is daarom vrij slecht. De "G" in de classificatie van borst kanker staat voor "grading" en beschrijft niets anders dan de cellen uit een monster van de tumor.

Een patholoog gebruikt gedefinieerde celeigenschappen om te beoordelen hoe kwaadaardig de cellen eruitzien en classificeert ze van goed gedifferentieerd tot slecht gedifferentieerd. Differentiatie betekent hoe vergelijkbaar de cellen lijken op de werkelijke cellen van het oorspronkelijke weefsel, of, simpel gezegd, of ze nog steeds gelijkenis vertonen met gezonde lichaamscellen. Hoe meer ze op de eigen lichaamscellen lijken, hoe beter de prognose.

G1 betekent dat de kanker is goed gedifferentieerd. De prognose is dus in principe goed vanuit histologisch oogpunt. G2 betekent dat de kanker cellen uit het genomen monster lijken minder op de eigenlijke endogene cellen.

De degeneratie van het weefsel moet daarom als ernstiger worden beschouwd dan in stadium G1. In medische terminologie wordt G2 beschreven als matig gedifferentieerd. Typisch hierbij is bijvoorbeeld de vorm en grootte van de celkernen, die duidelijker afwijkt van de norm dan bij G1.

G3 wordt gezien als een slecht gedifferentieerde tumor. De cellen vertonen dus geen enkele gelijkenis meer met de oorspronkelijke cellen in het borstweefsel. Dit betekent meestal dat deze kanker erg agressief is en zich snel verspreidt. De prognose is daardoor slechter dan voor de andere G-stadia. Voor therapie betekent dit dat er voldoende veiligheidsmarges moeten worden aangehouden tijdens de operatie en daarna chemotherapie of straling indien nodig.