Therapie van een posttraumatische stressstoornis (PTSD)

Therapie

Er zijn verschillende benaderingen om posttraumatische stressstoornis te behandelen.

  • De volgorde van de ingebeelde (gepresenteerde) gebeurtenissen moet overeenkomen met de volgorde van de feitelijke gebeurtenissen.
  • De beschreven gebeurtenissen worden verteld in de "ik-vorm" en in het "heden".
  • In de beschrijving van de gebeurtenissen moeten ook gevoelens, gedachten en andere indrukken worden gecommuniceerd.
  • Emoties mogen niet worden onderdrukt.
  • De patiënt heeft altijd de controle over de snelheid waarmee de ervaring en de beschrijving wordt gemaakt
  • Aanbrengen van het stoornismodel: Het doel is hier om de voor de patiënt zeer beangstigende factoren tastbaarder te maken. Door de stoornis en de typische symptomen ervan aan de patiënt uit te leggen, creëert de therapeut tegelijkertijd begrip voor verdere therapeutische benaderingen.

    Als een persoon geheugen vertegenwoordigt een kast, de gedachten zouden kleding kunnen worden genoemd. Normaal gesproken wordt de kleding netjes opgevouwen en opgeborgen in bepaalde planken en compartimenten. Wanneer men op zoek is naar een bepaald geheugen nu weet men meestal vrij goed waar hij het kan vinden.

    Het ziektemodel van PTSD begrijpt het trauma ook als een geheugen dat is opgeborgen in deze kast. Omdat de ervaringen en herinneringen echter vaak als zo vreemd en afschuwelijk worden ervaren, en omdat het ook zo onverwacht gebeurde, wordt deze herinnering niet gevouwen en gestreken. Men 'gooit' het gewoon zoals het is in de kast en slaat de deur dicht.

    Het probleem bij dergelijke kasten is echter dat ze, als ze niet netjes zijn, hun inhoud soms ongevraagd weer weggeven, bijvoorbeeld als je naar een heel ander vak van de kast wilt. Voor de patiënt betekent dit dat herinneringen onbedoeld kunnen binnenstromen. Om zich hiertegen te beschermen is het essentieel om de kast eerder dan later op te ruimen.

    Om dit te doen, moet men alle individuele kledingstukken (splinters en fragmenten van herinneringen aan het trauma) verwijderen, ernaar kijken, opvouwen en in de kast stoppen.

  • Mentale herbeleving van het trauma: Eerdere meningen dachten dat herinneringen of verwijzingen naar traumatische gebeurtenissen zouden kunnen leiden tot een verslechtering van de hele aandoening. Deze mening is vandaag de dag niet meer houdbaar (op enkele uitzonderingen na). Therapeutisch herbeleven van het trauma is een zeer inspannende, maar tegelijkertijd veelbelovende manier om verbetering te bewerkstelligen, als het wordt uitgevoerd door een therapeut met ervaring in traumatherapie en als enkele belangrijke regels worden nageleefd door zowel de patiënt als de therapeut.

    De opeenvolging van ingebeelde (gepresenteerde) gebeurtenissen moet overeenkomen met de opeenvolging van gebeurtenissen die werkelijk hebben plaatsgevonden. De beschreven gebeurtenissen worden verteld in de "egovorm" en in het "heden". In de beschrijving van de gebeurtenissen moeten ook gevoelens, gedachten en andere indrukken worden gecommuniceerd.

    Gevoelens mogen niet worden onderdrukt. De patiënt heeft altijd controle over de snelheid waarmee de gebeurtenissen worden beleefd en beschreven

  • De volgorde van de ingebeelde (gepresenteerde) gebeurtenissen moet overeenkomen met de volgorde van de feitelijke gebeurtenissen.
  • De beschreven gebeurtenissen worden verteld in de "ik-vorm" en in het "heden".
  • In de beschrijving van de gebeurtenissen moeten ook gevoelens, gedachten en andere indrukken worden gecommuniceerd.
  • Emoties mogen niet worden onderdrukt.
  • De patiënt heeft altijd de controle over de snelheid waarmee de ervaring en de beschrijving wordt gemaakt

De therapeut ondersteunt de patiënt tijdens de ervaring na de training en bespreekt wat er is beschreven, vooral na de sessie. Het doel van deze therapeutische stap is de zogenaamde gewenning, maar ook het verwerken van het trauma, evenals het correct opslaan in het geheugen.

Dit betekent dat de hele gebeurtenis in een context wordt geplaatst met de eigen persoon en daardoor een blijvende vermindering van het angstgevoel wordt bereikt. Het trauma wordt onderdeel van het verleden. Traumaspecifieke stimuli (geuren, kleuren etc.)

kunnen ook worden gevonden en verwerkt.

  • Omgaan met het trauma ter plaatse (in vivo exposure): Het doel van deze methode is dat een patiënt het trauma leert accepteren als onderdeel van zijn verleden. Hiervoor zal de therapeut samen met uw patiënt de plaats van de gebeurtenis bezoeken. Deze stap in de therapie helpt enerzijds om het perspectief tussen “nu in het moment” en “op dat moment tijdens het trauma” aan te scherpen en anderzijds helpt het ook om te werken aan het begrijpen van je eigen “schuldgevoel”. ”(Bv. Het ongeval had hier niet kunnen worden voorkomen).

    De patiënt kan ook de ervaring opdoen dat de catastrofe zich niet herhaalt wanneer hij zich op dezelfde plek bevindt (bijvoorbeeld langs een ongevalslocatie rijden of daar stoppen).

  • Cognitieve herstructurering: net als bij veel andere psychische stoornissen, houdt PTSD ook een verandering in het denken in. Mensen met trauma-ervaringen voelen zich vaak geïsoleerd van anderen, veranderen hun kijk op de wereld of zichzelf, of hebben zelfs het gevoel dat ze door het trauma niet langer levensvatbaar zijn. Ook hebben mensen met PTSD vaak een uitgesproken neiging tot piekeren of zelfs sterke uitbarstingen van woede.

    Het veranderen van deze denkpatronen en daarmee het verbeteren van de kwaliteit van leven van de patiënt moet daarom ook het doel zijn van traumatherapie. In dat geval kan de therapeut vastzittende denkpatronen logisch analyseren of alternatieve denkpatronen ontwikkelen. (bijv. gedachten als "De wereld is gevaarlijk", "Je kunt niemand vertrouwen" of "Ik heb altijd pech")

  • Stressmanagementtraining: deze term omvat ontspanning technieken (progressieve spierontspanning, autogene training enz), ademhaling technieken, zelfdoordringende training, 'gedachtestop'-training.

    Deze technieken moeten naast de bovengenoemde worden gebruikt om de algemene toestand van opwinding (slapeloosheid, nervositeit of zenuwachtigheid) te verminderen.

  • Hypnotherapie: Hypnose geeft toegang tot het "onbewuste" en is daarom een ​​weg naar de niet herinnerde delen van het trauma. Er bestaat echter het gevaar van dissociatie. Dissociatie: Dissociatie beschrijft een verandering in de eigen waarneming, het eigen denken maar ook de eigen gecontroleerde beweging.

    Patiënten komen vaak in deze toestand, die door de omgeving als zeer vreemd wordt ervaren, zonder een concrete trigger. Ze zijn niet "helemaal in de wereld". Ze reageren bijvoorbeeld niet en kunnen niet bewegen.

    Na enige tijd verdwijnen deze symptomen weer en kunnen patiënten zich vaak niet meer herinneren wat er is gebeurd.

  • Oogbeweging - desensibilisatie EMDR: Dit is een vrij nieuwe methode van traumatherapie. Tijdens de therapie volgt de patiënt met zijn ogen de vinger van de therapeut die voor hem zit. De patiënt wordt gevraagd zich verschillende traumagerelateerde situaties te herinneren, inclusief de gedachten en gevoelens die daarmee verband houden.

    Hoewel het eigenlijke mechanisme nog onduidelijk is, leiden de oogbewegingen die gelijktijdig met de trauma-gedachten worden uitgevoerd blijkbaar tot een verbeterde verwerking van de ervaring. Noot van de auteur: het geheel klinkt een beetje als "voodoo", maar de auteur van deze regels heeft zelf ook wat ervaringen opgedaan en moet daarom zeggen dat het werkt. Een trauma kan zijn afschuw verliezen.

  • Medicatie: antidepressiva (SSRI of tricyclische antidepressiva) worden tegenwoordig meestal gebruikt bij ondersteunende traumatherapie (zie ook Antidepressiva). Benzodiazepines (Valium®, Tavor®, Oxazepam) mag alleen gedurende een korte periode in het ziekenhuis worden gebruikt. Ze mogen in geen geval worden gebruikt voor ambulante therapie, aangezien er een verhoogd risico op verslaving bestaat.