Operatie van een knieprothese

Operatieve voorbereiding van de knieprotheseoperatie

Aangezien de knieprothese operatie wordt uitgevoerd onder narcose, de huisarts of een internist moet de geschiktheid van de patiënt voor anesthesie bepalen (anesthesie). Dit wordt gedaan door de algemene staat van volksgezondheid. Eventueel moeten dan verschillende maatregelen worden genomen om het verdovingsvermogen vast te stellen.

Dit kan bijvoorbeeld betekenen.

  • De stopzetting van bepaalde bloedverdunnende medicijnen, zoals Marcumar of Aspirine gemiddelde (meestal minstens 10 dagen vóór de chirurgische ingreep) maar ook bepaalde medicijnen voor pathologisch verhoogd bloed suiker (suikerziekte mellitus), bijv metformine, moet 2 dagen voor de operatie worden stopgezet, terwijl de meeste bloed drukmedicijnen kunnen worden ingenomen. Deze beslissingen over welke medicatie wanneer en wanneer moeten worden genomen, moeten uiteindelijk samen met de huisarts en de operatiekliniek worden genomen.
  • Of de behandeling van hartfalen
  • Het aanpassen van de bloeddruk bij hoge bloeddruk
  • Of een mogelijk bestaande verhoging van de bloedsuikerspiegel bij diabetes

De verduidelijking van het vermogen om te verdoven en daarmee de algemene toestand van volksgezondheid is essentieel voor de postoperatieve prognose van de knieprothese werking en dus voor het geheel wond genezen proces.

Er kunnen echter ook diverse andere maatregelen worden genomen, hetzij tijdens de operatie zelf, hetzij tijdens de revalidatiefase, en daarmee ook de uitkomst beïnvloeden. Enkele van deze maatregelen worden hieronder opgesomd: Autologe bloeddonatie: Aangezien verhoogd bloedverlies niet kan worden uitgesloten tijdens een knieprothese operatie en aangezien het meestal een electieve procedure is, waarvan de datum van tevoren wordt vastgesteld, is het voor de patiënt mogelijk om van tevoren zijn of haar eigen bloed te doneren. Dit voorkomt dat in geval van nood vreemd bloed het lichaam van de patiënt binnendringt bloedtransfusie, wat uiteindelijk ook het risico op overdracht van ziekten via vreemd bloed elimineert.

Een autologe bloeddonatie wordt meestal poliklinisch gedaan ongeveer twee tot vier weken vóór de geplande procedure. Tijdens deze procedure wordt vervolgens 500 ml bloed afgenomen. Cellsaver: Als er in de operatiekliniek cellsaver-systemen worden gebruikt, kan een autologe bloeddonatie vaak worden vermeden.

Deze systemen zuiveren het bloed dat verloren gaat tijdens de operatie van de knieprothese, dat vervolgens kan worden teruggegeven aan de patiënt. Dit minimaliseert het bloedverlies voor de patiënt. Het schenken van vreemd bloed wordt zeldzaam.

Fysiotherapeutische maatregelen: Als er al een ernstige bewegingsbeperking is vóór de operatie, moeten fysiotherapeutische maatregelen worden genomen voordat de knieprothese wordt geopereerd. Dit kan de spieren versterken, maar ook de mobiliteit verbeteren, waardoor de patiënt na het aanbrengen van de prothese sneller en beter kan revalideren. De patiënt dient minimaal één dag voor de operatie in het ziekenhuis te worden opgenomen.

Tijdens de opname vindt een gedetailleerde bespreking van alle geplande maatregelen, alle mogelijke complicaties en risico's plaats. De chirurg of de assistent-arts onderzoekt de patiënt nogmaals grondig met betrekking tot de mate van beweging en ligamentstabiliteit van de kniegewricht. Er worden röntgenfoto's gemaakt voor preoperatieve planning en om het verwachte prothesemodel te bepalen.