Medicinale pijntherapie | Postoperatieve pijntherapie

Medicinale pijntherapie

Zeer ernstig postoperatief pijn wordt behandeld met opiaten. Opiaten werken centraal pijnstillers, aangezien hun actie is gebaseerd op het centrale zenuwstelsel. Ze kunnen zowel oraal als intraveneus worden toegediend.

De intraveneuze methode heeft de voorkeur in postoperatieve pijntherapie. Het nadeel van opiaten zijn soms erg onaangename en sterke bijwerkingen zoals misselijkheid, vermoeidheid, jeuk en traagheid van de darm. De bijwerkingen worden echter geaccepteerd vanwege de goede effectiviteit.

Naast de centraal werkende analgetica zijn er ook de perifeer werkende analgetica. Deze omvatten bijvoorbeeld diclofenac, metamizol en paracetamol, die veel mensen ook kennen uit het dagelijks gebruik. Deze worden ook gebruikt in postoperatieve pijntherapie.

WHO-niveauregeling

De WHO beveelt een getrapt schema aan voor op drugs gebaseerd pijn behandeling. Dit stapsgewijze schema is oorspronkelijk afgeleid van een schema voor tumortherapie. Het schema omvat drie fasen van medicamenteuze behandeling.

De vierde fase omvat invasieve maatregelen om te verlichten pijn. Als de pijn in de ene fase onvoldoende wordt weggenomen, wordt de behandeling geëscaleerd naar de volgende fase. In elke fase fysiotherapeutische methoden en co-analgetica in de zin van anticonvulsiva, anti-emeticaantidepressiva, glucocorticoïden en andere groepen actieve stoffen worden naar behoefte gebruikt.

Niet-opioïde analgetica omvatten niet-steroïde anti-inflammatoire geneesmiddelen (NSAID's) zoals ASS, ibuprofen enCOX2-remmers enerzijds en paracetamolevenals metamizol en zijn groepgerelateerde stoffen aan de andere kant. Zwakke opiaten zijn onder meer tramadoltilidine en dihydrocodeïne, mogelijk in combinatie met naloxon. zeer krachtig opioïden omvatten morfine, oxycodon en fentanyl. Een ondersteunende decongestivumtherapie, bijvoorbeeld met Wobenzym, kan ook een positief effect hebben op de pijnbeleving.

  • Stadium 1: In stadium 1 worden aanvankelijk alleen niet-opioïde analgetica gebruikt (in combinatie met adjuvantia (verhoogt het effect van het medicijn), bijv. Metamizol, paracetamol, NSAID
  • Fase 2: Fase 2 omvat het gebruik van opioïde analgetica met een lage potentie in combinatie met niet-opioïde analgetica en / of adjuvantia, bijv. Tilidine, tramadol (+ fase 1)
  • Fase 3: Eindelijk, in fase 3, zeer krachtig opioïden worden gecombineerd met niet-opioïden en / of adjuvans, bijv. morfine, oxycodon, fentanyl, methadon, hydromorfon (+ stadium 1)
  • Fase 4: Behandeling met invasieve technieken? peridurale en spinale injectie, ruggenmergstimulatie, ganglionblok en perifere lokale anesthesie