ImmunotherapieAntilichaamtherapie | Therapiemogelijkheden voor borstkanker

Immuuntherapie Antilichaamtherapie

Bij 25-30% van alle kwaadaardige borsttumoren, een bepaalde groeifactor (c-erb2) en een receptor van de groeifactor (HER-2 = humane epidermale groeifactor - receptor 2), die de kanker cellen om sneller te groeien, wordt in grotere hoeveelheden geproduceerd. Als gevolg hiervan is het kanker cellen ontvangen voortdurend signalen van de gevormde groeifactoren dat ze moeten delen en vermenigvuldigen. De tumor groeit (prolifereert) dus sneller dan onder een normale hoeveelheid groeifactoren.

Immunotherapie maakt gebruik van een antilichaam (Trastuzumab, Herceptin®) dat gericht is tegen deze groeifactoren en receptoren. Als gevolg hiervan worden de groeifactor en receptor niet meer in dezelfde mate geproduceerd, de kanker cellen ontvangen niet zo vaak groeisignalen, groeien langzamer en sterven af. De vorming van nieuw bloed schepen (angiogenese) in de tumorcelcluster wordt ook geremd. Immunotherapie wordt gebruikt in combinatie met chemotherapie bij patiënten die deze groeifactoren en receptoren produceren.

Welke criteria worden gebruikt om te bepalen welke therapie voor de behandeling wordt gebruikt?

Welke therapeutische maatregelen worden genomen borstkanker hangt af van welke specifieke receptoren in de tumor aanwezig zijn en hoe snel deze groeit. Allereerst moet worden gezegd dat in bijna alle gevallen een operatie is geïndiceerd en dat alleen medicamenteuze behandeling van bepaalde factoren afhangt. Om dit te bepalen, a biopsie (weefselmonster) wordt genomen tijdens de diagnostische opwerking van de borstkanker.

Enerzijds kan de diagnose worden bevestigd en anderzijds wordt direct bepaald of de tumor receptoren heeft voor het hormoon oestrogeen (hormoonreceptorpositief) en of hij receptoren heeft voor de groeifactor HER2 (zogenaamd HER2-positief). tumoren). Als het borstkanker hormoonreceptor positief is, wordt na de operatie een jarenlange antihormoontherapie gestart. De bekendste voorbereidingen hiervoor zijn tamoxifen, GnRH-analogen en aromataseremmers (Aromasin).

Welke van deze medicijnen wordt gebruikt, hangt af van of de patiënt er al in zit de menopauze of niet. Als de tumor ook receptoren vertoont voor de groeifactor HER2, antilichaamtherapie met trastuzumab wordt gegeven voor en na de operatie. Het antilichaam bindt zich specifiek aan de tumorcellen en labelt ze voor de immuunsysteem.

De tumor wordt herkend en bestreden door de immuunsysteem. Of chemotherapie wordt toegediend omdat de laatste therapeutische stap afhangt van de groeisnelheid van de borstkanker en hoe vergelijkbaar het nog is met normaal borstweefsel. Over het algemeen kan dat worden gezegd chemotherapie wordt uitgevoerd voor de meeste gevallen van borstkanker.

Een uitzondering vormen de hormoonreceptor-positieve en HER2-negatieve borstkanker, die ook een lage groeisnelheid heeft en nog steeds erg lijkt op normaal weefsel. Chemotherapie wordt hier niet uitgevoerd omdat het geen voordeel heeft voor de patiënt. Bij triple-negatieve borstkanker is antistof- of antihormoontherapie niet effectief omdat de tumor geen specifieke receptoren voor deze therapieën heeft. Daarom is chemotherapie de enige overgebleven behandeling naast chirurgische verwijdering van de tumor.

De trend is om vóór de operatie chemotherapie te geven. Het voordeel hiervan is dat de tumor door de chemotherapie krimpt, wat de volgende operatie gemakkelijker of in sommige gevallen zelfs mogelijk maakt. Daarnaast is het mogelijk om te testen welke chemotherapeutica werkzaam zijn tegen de tumor en indien chemotherapie ook na de operatie wordt gegeven, is reeds ervaring opgedaan welk chemotherapeutisch middel wel of niet werkzaam is voor de individuele patiënt.

De standaard chemotherapie voor triple negatieve borstkanker zijn de medicijnen 5-fluoruracil, doxorubicine en cyclofosfamide. Dit zijn allemaal chemotherapeutische medicijnen die de tumor op verschillende manieren aanvallen. De combinatie van werkzame stoffen kan worden gewijzigd afhankelijk van de eerdere ziekte en constitutie van de patiënt. Doxorubicine wordt bijvoorbeeld niet aanbevolen voor een patiënt met schade aan de hart-, omdat het een giftig effect heeft op het hart.