Geboorte uit een stuitligging

Introductie

In het baarmoederkan het kind verschillende houdingen aannemen ten opzichte van het moederbekken en de baarmoeder. Ten eerste liegt het kind hoofd in de baarmoeder. Aan het einde van de zwangerschap, het kind draait normaal gesproken zodat het kind hoofd ligt aan de uitgang van het bekken en de stuitligging wijst naar boven.

Deze geboortepositie, waarin de meeste kinderen worden geboren, wordt ook wel de schedel positie. De hoofd kan dus als eerste geboren worden tijdens het geboorteproces. Een natuurlijke bevalling heeft de minste complicaties in de schedelpositie. Aan het einde van de zwangerschapkan het kind ook andere posities innemen. Dit worden dan positionele anomalieën genoemd.

Definitie van de eindpositie van het staartstuk

De stuitligging is een positionele anomalie omdat deze afwijkt van de normale geboortepositie van het kind. De stuitligging komt voor bij slechts ongeveer 5% van de geboorten. Bij te vroeg geboren baby's komt de stuitligging veel vaker voor omdat het kind bij de geboorte nog niet is gedraaid.

De stuitligging is weer in verschillende vormen te verdelen. De stuitligging is de meest voorkomende. In dit geval bevindt de onderkant van de baby, dwz de stuit, zich bij de bekkenuitgang van de moeder.

De voeten zijn naar boven gedraaid en het hoofd bevindt zich aan de bovenrand van de baarmoeder, de fundus uteri. Het kind neemt dus een soort zitpositie in. Deze vorm van bekkeneindpositie komt het meest voor en herbergt in het geval van natuurlijke bevalling ook de minste complicaties. Verder de voetpositie (de benen van het kind zijn gestrekt en liggen dus bij de uitgang van het bekken), de romp-voetpositie (hier gaan de voeten voor de romp bij de geboorte - “gehurkte houding van het kind”) en de kniepositie zijn de zeldzaamste vormen. Verder wordt er onderscheid gemaakt tussen een perfecte houding, waarbij de benen liggen, dwz het kind neemt een soort gehurkte houding aan, en een imperfecte houding, waarbij een van de benen van het kind naar boven wijst richting het hoofd en tegen het kind aanligt. bovenlichaam.

Oorzaken van de stuitligging

Tot en met de 20e week van zwangerschapongeveer de helft van de kinderen bevindt zich nog in de uiteindelijke bekkenpositie, maar dit aantal wordt in het verdere verloop van de zwangerschap verminderd door fysiologische rotatie van het kind in de geboortepositie. Er kunnen verschillende redenen zijn om in het bekkenbodem positie tot het einde van de zwangerschap, die soms op elkaar inwerken. Vaak blijft de exacte oorzaak onverklaard.

Bekkeneindposities komen vaker voor bij te vroeg geboren baby's omdat het kind pas later in de zwangerschap zou roteren. Verder bekkenbodem eindposities komen vaker voor bij meerlingzwangerschappen omdat er niet genoeg ruimte in de baarmoeder is voor de rotatie van de kinderen, zodat de kinderen in de eindpositie van de bekkenbodem blijven. Daarnaast kunnen ook een laag gewicht, ontwikkelingsachterstanden of misvormingen van het kind een rol spelen.

Maar ook een vernauwd of klein bekken van de moeder, evenals misvormingen of vleesbomen van de baarmoeder, of een zeer diepgewortelde placenta (placenta praevia) kan bijdragen aan de uiteindelijke bekkenpositie van het kind. Verder een verhoogde hoeveelheid vruchtwater (polyhydramnion) of te weinig vruchtwater (oligohydramnion) kunnen ook een rol spelen. Door de verhoogde hoeveelheid vloeistof heeft het kind meer bewegingsruimte, maar is er tegelijkertijd geen ondersteuning om de rotatie uit te voeren. Als het bedrag van vruchtwater te klein is, mist het kind de bewegingsvrijheid die nodig zou zijn voor de rotatie.