Diagnostiek | Vitamine D-tekort

Diagnostiek

Om een vitamine D tekort, een bloed test wordt uitgevoerd door een arts. Dit moet worden uitgevoerd als er al duidelijke tekenen zijn van een vitamine D tekort of als een vitamine D-deficiëntie wordt vermoed. Dit is bijvoorbeeld nodig bij betreffende, die een afname vertonen botdichtheid, een verhoogd verlies bij calcium en Vitamine D in de context van een dialyse hebben, die medicijnen gebruiken zoals barbituraten of lus diuretica of die kunnen optreden als gevolg van basisziekten (Z? liakie, Sprue, M. Crohn) alleen verminderd calcium en vitamine D over de darm. Typische bevindingen voor een vitamine D-deficiëntie zou zijn: een afname van 25-hydroxyl-calcitriol (de actieve vorm van vitamine D), een toename van bijschildklierhormoon (de antagonist van vitamine D) en een toename van alkalische fosfatase, wat in dit geval duidt op stoornissen van het botmetabolisme. De beoordeling van een vitamine D-deficiëntie is vooral effectief in de wintermaanden januari tot april.

Therapie

Als uiteindelijk een vitamine D-tekort wordt vastgesteld, moet vitamine D worden gesubstitueerd, dwz van buitenaf aan het lichaam worden toegevoerd (bijvoorbeeld in de vorm van tabletten). Volgens de nieuwe richtlijnen moet gedurende 20,000 weken eenmaal per week 3 IU vitamine D8 (bv. Dekristol®-capsules) worden ingenomen.

Als de vitamine D-spiegel daarna nog steeds onder de normale limiet ligt, moet de therapie nog 8 weken worden voortgezet. Als er nog steeds geen verbetering is, moet vitamine D3 elke 2-3 weken worden ingenomen. Een andere mogelijkheid zou zijn om voor voldoende blootstelling aan zonlicht te zorgen en daarnaast vitamine D in lage dosering in te nemen.

Profylaxe

Van de Duitse vereniging voor kinder- en jeugdzorg (DGKJ) wordt de dagelijkse gift van een vitamine D-tablet (10-12,5 μg = 400-500 IE) aanbevolen aan kinderen in de eerste twaalf levensmaanden, onafhankelijk van de zonnestraling en Vitamine D-levering in de noten- / moedermelk, vanaf het einde van de eerste levensweek tot het einde van het eerste levensjaar als profylaxe. Deze profylaxe kan ook tijdens de wintermaanden in het 2e levensjaar worden voortgezet. Na het einde van het 2e levensjaar is geen verdere profylaxe nodig.

Volwassenen die onvoldoende aan zonlicht worden blootgesteld, wordt in het algemeen (en vooral in de winter) aangeraden om elke 800-1000 weken 2 tot 3 IE vitamine D in te nemen. Zwangere vrouwen en vrouwen die borstvoeding geven, wordt aangeraden om elke 1000 weken 2000-2 IE vitamine D in te nemen. Er moet echter worden opgemerkt dat de wetenschap het nog steeds moeilijk heeft om het eens te worden over de exacte hoeveelheden of doses die nodig zijn om effectief te zijn.

Zo adviseren sommige onderzoekers op het gebied van vitamine D in de winter een dagelijkse dosering van maximaal 5000 IU. Voor een individu dient de juiste dosering echter altijd eerst een arts te worden geraadpleegd alvorens een zelfstandig vitamine D inkomen te verkrijgen.