Behandel urineretentie

Urineretentie, urineretentie, ischurie lat. = Retentio urinae Engels. = vasthouden van urine

Urineretentie wordt eerst gediagnosticeerd door middel van een medische geschiedenis en fysiek onderzoek, waarbij aandacht wordt besteed aan buik (via de buik) en rectaal (via de rectum) tastbaarheid van de blaas.

Deze onderzoeken worden ondersteund door echografie (ultrageluid), wat een bolling laat zien blaas if urineretentie is aanwezig. Verder bloed en urinetesten dragen bij aan de diagnose ‘urineretentie’ en er kan een uitscheidingsurogram worden gemaakt voor radiologische meting van de uitscheiding van urine in de drainerende urinewegen. In de acute noodsituatie van urineretentie, de blaas wordt geleegd via een urethrakatheter.

Deze lediging is gefractioneerd, dwz in verschillende kleine hoeveelheden, om letsel aan de veneuze te voorkomen schepen overbelast met de blaas. Als alternatief voor het plaatsen van een katheter kan de blaas ook door de buikwand (suprapubisch) boven de schaambeen om de druk te verlichten en zo urine te verwijderen. Als de oorzaak een tamponnade van de blaas is, is de bloed coagulum wordt verwijderd met behulp van een cystoscoop, een endoscopisch apparaat om de urinebuis en de blaas, die door de urethra in de blaas wordt voortbewogen.

Mechanische vernauwingen, een traumatische urethrale ruptuur of een discensus verlaging van de baarmoeder, aan de andere kant, operatief worden behandeld. Geneesmiddelen die urineretentie veroorzaken, worden stopgezet of volledig verminderd. Postoperatieve urineretentie verdwijnt meestal vanzelf; dit kan worden ondersteund door vroegtijdige mobilisatie van de patiënt na operatie of toediening van medicatie.

Anders wordt de onderliggende ziekte die verband houdt met de urineretentie behandeld. Als de urineretentie niet op tijd wordt behandeld, kunnen er verschillende complicaties optreden. Enerzijds kan de acute urineretentie een aanhoudende chronische worden en leiden tot een verstopping van de urinewegen. nier.

Dit komt voort uit het niet legen van de blaas. De urine kan niet wegstromen en hoopt zich in plaats daarvan op in de tegenovergestelde richting door de urineleider en terug naar de nier. Aan de andere kant, incontinentie kan optreden tijdens het vasthouden van urine.

Door de verstopte urine in de blaas neemt de druk daar toe totdat de urine onvrijwillig wordt afgevoerd en een zogenaamde overloop incontinentie ontwikkelt. De complicaties van urineretentie omvatten ook urineweginfecties. Omdat de urine niet wordt uitgescheiden, is er een bepaald gebrek aan spoeling van de urinewegen, zodat kiemen van buitenaf kan stijgen door de urinebuis en een infectie veroorzaken.

De prognose hangt af van de onderliggende ziekte. Afhankelijk van of de oorzaak kan worden weggenomen of niet, kan urineretentie opnieuw optreden.