U 5 | Preventief onderzoek bij kinderen

U 5

De U5 is het onderzoek in de 6e tot 7e levensmaand. De belangrijkste focus van dit onderzoek ligt op het bewegingsbereik en de drang van het kind om te bewegen, evenals op het onderzoek van zijn mentale ontwikkeling. Op deze leeftijd grijpen kinderen specifiek naar objecten die zich in hun gezichtsveld bevinden en geven ze van de ene hand naar de andere door om ze van alle kanten te bekijken. hoofd houding is voltooid, dwz ze kunnen hun hoofd veilig in alle houdingen.

Met hulp rechtop zitten is mogelijk en de kinderen trekken zichzelf op om te gaan zitten als ze twee vingers naar zich toe houden. Het kind draait zich om van rugligging naar buikligging en kan zichzelf meestal al ondersteunen met open handen wanneer hij op de zijne ligt maag en kijk recht vooruit. De spraakontwikkeling moet zo geavanceerd zijn dat het kind met geluiden op spraak reageert.

Dit onderzoek kan moeilijk zijn, omdat kinderen op deze leeftijd vaak vervreemd zijn, dus de dokter is afhankelijk van nauwlettende observatie door de ouders. Als onderdeel van dit onderzoek kunnen verdere vaccinaties worden gegeven, mits de baby gezond is. Als de kinderarts visuele (strabismus) of gehoorafwijkingen opmerkt, verwijst hij het kind onmiddellijk door naar een specialist, zodat een gedetailleerd onderzoek en mogelijke behandelingsstappen kunnen worden uitgevoerd.

U 6

De U6 wordt uitgevoerd als eerstejaarsonderzoek tussen de 10e en 12e maand van het leven van het kind. De ontwikkeling van spraak en zintuigen wordt tijdens dit onderzoek nauwlettend gevolgd: kan het kind in dubbele lettergrepen spreken (bijv. Wawawa, lalala) en spraakklanken imiteren, reageert het op zachte geluiden en kan het zich tijdens het spelen concentreren op een bepaald object, die hij intensief en aanhoudend observeert en voelt? De kinderen doen hun eerste pogingen om te staan ​​en te lopen (zie: Wanneer begint mijn kind te lopen?).

Grijpen vindt plaats met de zogenaamde pincetgreep: Objecten worden tussen de index genomen vinger en duim. Hoe ouder de kinderen worden, hoe meer ze verschillen in hun individuele ontwikkelingsvoortgang. Ouders hoeven zich daarom geen zorgen te maken als hun eigen kind nog niet staat of loopt in vergelijking met andere kinderen van dezelfde leeftijd.

In de U7 tussen de 21e en 24e levensmaand controleert de arts de verdere sensorische en fysieke ontwikkeling van het kind. Het kind moet in staat zijn om ten minste 20 woorden zinvol te gebruiken, zinnen van één of twee woorden te vormen en alledaagse situaties in hun eigen woorden te benoemen, bijv. Slapen wordt "Heja machen" genoemd. De kinderen kunnen vrij vooruit en achteruit lopen, ze kunnen rennen, alleen traplopen, bukken en opstaan ​​vanuit gehurkte positie met hun handen vrij.

De kinderen imiteren alledaagse handelingen en situaties in eenvoudige rollenspellen en willen zich laten gelden in contact met anderen. De arts let op mogelijke afwijkingen van de extremiteiten, het bekken en de wervelkolom. Hij vraagt ​​de ouders naar gedragsproblemen, koortsstuipen of andere opvallende gebeurtenissen in de ontwikkeling van het kind. Vitamine D profylaxe eindigt na het eerste levensjaar, maar er moet voor worden gezorgd dat voldoende wordt gewaarborgd jodium en fluoride-inname.