Dissociatieve stoornis: triggers, tekenen, therapie

Dissociatieve stoornis: beschrijving

Dissociatieve stoornis is een complex psychologisch fenomeen. Als reactie op een ondraaglijke ervaring verdoezelen de getroffenen de herinneringen eraan, tot het punt waarop ze hun eigen identiteit uitwissen.

Gezonde mensen zien hun ‘ik’ als een eenheid van gedachten, daden en gevoelens. Bij een dissociatieve stoornis valt dit stabiele beeld van de eigen identiteit uiteen. Vandaar de term dissociatie (lat. voor scheiding, desintegratie).

Een dergelijke bewustzijnssplitsing gaat meestal gepaard met een traumatische ervaring of ernstige conflicten. Dissociatieve stoornissen komen vaak gelijktijdig voor met andere psychische stoornissen zoals depressie, schizofrenie of borderline-persoonlijkheidsstoornis.

In de meeste gevallen verschijnen dissociatieve stoornissen voor het eerst vóór de leeftijd van 30 jaar. Vrouwen worden driemaal vaker getroffen dan mannen. Geschat wordt dat 1.4 tot 4.6 procent van de bevolking lijdt aan een dissociatieve stoornis.

Dissociatieve stoornissen omvatten de volgende stoornissen:

Dissociatieve amnesie.

Dit verwijst naar een gedeeltelijk of volledig geheugenverlies gerelateerd aan traumatische gebeurtenissen.

In zeer zeldzame gevallen resulteert dissociatieve amnesie in het verlies van het geheugen van het hele leven tot nu toe.

Er wordt geschat dat het risico op het ervaren van dissociatieve amnesie gedurende het hele leven zeven procent bedraagt.

Dissociatieve fuga

Getriggerd door een stressvolle gebeurtenis verlaat de getroffen persoon plotseling zijn huis of werkplek en neemt hij een nieuwe identiteit aan (fuga = ontsnappen). Hij kan zich zijn vorige leven niet meer herinneren (geheugenverlies). Als hij later terugkeert naar zijn oude leven, heeft hij meestal geen herinneringen aan zijn vertrek en het intermezzo in een andere identiteit.

Het risico op deze dissociatieve stoornis gedurende het hele leven bedraagt ​​slechts 0.2 procent, schatten deskundigen.

dissociatieve verdoving

Getroffen personen bewegen weinig of helemaal niet, stoppen met praten en reageren niet op licht, geluid of aanraking. In deze staat is het niet mogelijk om contact met hen op te nemen. De persoon is echter niet bewusteloos omdat de spieren niet slap zijn en de ogen bewegen. De symptomen van dissociatieve stupor zijn niet te wijten aan organische problemen, maar aan psychologische stress.

Dissociatieve stupor komt zelden voor. Deskundigen suggereren dat deze dissociatieve stoornis gedurende het hele leven bij 0.05 tot 0.2 procent van de bevolking voorkomt.

Dissociatieve bewegingsstoornissen

Getroffen personen kunnen bijvoorbeeld niet meer vrij staan ​​of lopen, hebben coördinatieproblemen of kunnen niet meer articuleren. Verlamming is ook mogelijk. De symptomen kunnen sterk lijken op die van neurologische aandoeningen, wat de diagnose moeilijk kan maken.

Dissociatieve gevoeligheid en sensorische stoornissen.

Bij dissociatieve gevoeligheids- en gevoelsstoornissen gaat het normale huidgevoel verloren in bepaalde delen van het lichaam of over het hele lichaam. Als alternatief zijn getroffen individuen slechts gedeeltelijk in staat tot zintuiglijke waarneming (zoals zien, ruiken, horen) of zijn ze daar helemaal niet toe in staat.

De frequentie van dissociatieve bewegings- en sensorische en gevoelsstoornissen wordt geschat op ongeveer 0.3 procent. Vrouwen hebben er helaas vaker last van dan mannen.

Dissociatieve aanvallen

Dissociatieve aanvallen zijn psychogene aanvallen die vaak een specifieke situationele trigger hebben (bijvoorbeeld een stressvolle situatie). Ze lijken sterk op epileptische aanvallen, maar verschillen er op verschillende manieren van. Ze hebben bijvoorbeeld een vertraagd (langdurig) begin met een langzaam begin, terwijl epileptische aanvallen worden gekenmerkt door een abrupt begin. Bovendien gaan dissociatieve aanvallen niet gepaard met geheugenverlies gedurende de duur van de aanval; epileptische aanvallen wel.

Dissociatieve identiteitsstoornis (meervoudige persoonlijkheidsstoornis)

Dissociatieve identiteitsstoornis is de meest ernstige vorm van dissociatieve stoornis. Het wordt ook wel ‘meervoudige persoonlijkheidsstoornis’ genoemd.

De persoonlijkheid van de getroffen persoon is opgesplitst in verschillende delen. Elk onderdeel heeft zijn eigen individuele geheugen, voorkeuren en gedragspatronen. Vaak verschillen de verschillende persoonlijkheidsdelen sterk van elkaar. Ze verschijnen ook nooit tegelijkertijd, maar wisselen elkaar af – en ze weten niets van elkaar.

In veel gevallen is een dissociatieve persoonlijkheidsstoornis het gevolg van ernstige ervaringen met misbruik.

Lees meer over het onderwerp in het artikel Meervoudige persoonlijkheidsstoornis.

Dissociatieve stoornis: symptomen

Dissociatieve stoornissen kunnen zich verschillend manifesteren, afhankelijk van hun vorm en vaak van patiënt tot patiënt.

Ook de symptomen van een dissociatieve stoornis kunnen bij één en dezelfde persoon van het ene op het andere moment veranderen. Ze variëren ook vaak in ernst, afhankelijk van het tijdstip van de dag. Bovendien kunnen stressvolle situaties een dissociatieve stoornis verergeren.

Een dissociatieve stoornis kan zich ook manifesteren door zelfbeschadigend gedrag. Sommige patiënten brengen zichzelf bijvoorbeeld snijwonden of brandwonden toe om vanuit de dissociatieve toestand terug te keren naar de realiteit.

Gemeenschappelijkheden van dissociatieve stoornissen

Hoewel de symptomen van de verschillende dissociatieve stoornissen sterk variëren, van geheugenverlies tot fysieke symptomen, hebben ze twee kenmerken gemeen:

Volgens de Internationale Classificatie van Mentale Stoornissen (ICD-10) is er bij dissociatieve stoornissen geen lichamelijke ziekte aanwezig die de symptomen zou kunnen verklaren. En er is een overtuigend temporeel verband tussen de symptomen en stressvolle gebeurtenissen of problemen.

Dissociatieve stoornis: oorzaken en risicofactoren.

Dissociatieve stoornissen komen meestal voor in de context van traumatische levenservaringen. Ernstige stressvolle situaties zoals ongelukken, natuurrampen of misbruik overweldigen de psyche. De symptomen van een dissociatieve stoornis zijn een stressreactie op deze overbelasting.

Negatieve ervaringen kunnen ook biologische effecten hebben: ernstige stress kan structuren in de hersenen veranderen. Te veel van het stresshormoon cortisol beschadigt bijvoorbeeld de hippocampus, wat essentieel is voor ons geheugen.

Onderzoekers gaan ook uit van een aangeboren neiging tot dissociatieve stoornissen. De rol van genen is echter nog niet duidelijk opgehelderd.

Dissociatieve stoornissen worden soms conversiestoornissen genoemd omdat de mentale inhoud wordt omgezet in het fysieke. Dit mechanisme wordt ‘conversie’ genoemd.

Dissociatieve stoornis: oorzaken van de verschillende vormen

Hoe de verschillende dissociatieve stoornissen zich precies ontwikkelen, is onderwerp van onderzoek. Er wordt bijvoorbeeld gedacht dat splitsing van het bewustzijn (dissociatie) de oorzaak is van geheugenverlies en fuga. Stressvolle of traumatische ervaringen kunnen op deze manier zodanig worden opgeslagen dat ze niet langer toegankelijk zijn voor de getroffen persoon. Deskundigen gaan ervan uit dat dit een beschermingsmechanisme is. Als de psyche een situatie niet kan verwerken omdat deze te bedreigend is, ontlast ze zichzelf door middel van dissociatie.

Als oorzaak van een meervoudige persoonlijkheidsstoornis (dissociatieve identiteitsstoornis) worden vooral ernstige ervaringen met misbruik in de kindertijd beschouwd. De splitsing in verschillende persoonlijkheden is een bescherming tegen zulke ondraaglijke ervaringen.

Dissociatieve stoornis: risicofactoren

De vatbaarheid voor een dissociatieve stoornis neemt toe als het lichaam niet voldoende wordt voorzien van alles wat het nodig heeft. Daarom kan een dissociatieve stoornis worden veroorzaakt door een gebrek aan slaap, niet genoeg drinken of een gebrek aan lichaamsbeweging.

Dissociatieve stoornis: onderzoeken en diagnose

Belangrijk voor de diagnose van een dissociatieve stoornis zijn de symptomen die de getroffen persoon tijdens het eerste consult aan de arts/therapeut meldt (anamnese). Ook kan de arts/therapeut specifieke vragen stellen, zoals:

  • Mis je herinneringen aan bepaalde periodes uit je leven?
  • Bevindt u zich soms op plaatsen zonder te weten hoe u daar terecht bent gekomen?
  • Heeft u soms de indruk dat u iets heeft gedaan waarvan u zich niet meer kunt herinneren? Vindt u bijvoorbeeld dingen in uw huis waarvan u niet weet hoe ze daar terecht zijn gekomen?
  • Heb jij soms het gevoel dat je een heel ander mens bent?

Ook kan de arts/therapeut tijdens het anamnesegesprek gebruik maken van speciale vragenlijsten of vooraf gedefinieerde gespreksrichtlijnen (“diagnostische gesprekken”).

Tijdens het gesprek let de arts/therapeut op mogelijke tekenen van een dissociatieve stoornis bij de patiënt. Frequente geheugenstoornissen die een patiënt vertoont tijdens bezoeken aan de therapeut/arts kunnen bijvoorbeeld duiden op een dissociatieve stoornis.

Uitsluiting van organische oorzaken

Een dissociatieve stoornis kan alleen worden gediagnosticeerd als organische oorzaken voor de symptomen kunnen worden uitgesloten. Dit komt omdat verschijnselen zoals toevallen, bewegingsstoornissen of sensorische stoornissen ook kunnen worden veroorzaakt door bijvoorbeeld epilepsie, migraine of hersentumoren.

Om deze reden controleert de arts bijvoorbeeld de visuele, reuk- en smaakzenuwen van de patiënt, evenals zijn bewegingen en reflexen. In sommige gevallen worden ook gedetailleerde dwarsdoorsnedebeelden van de hersenen gemaakt met behulp van een computertomografie (CT)-scan.

Bij minderjarigen let de arts ook op mogelijke signalen van onder meer mishandeling of mishandeling.

Dissociatieve stoornis: behandeling