Spraakstoornissen en taalstoornissen: medische geschiedenis

Medische geschiedenis (ziektegeschiedenis) vormt een belangrijk onderdeel bij de diagnose van spraak- en taalstoornissen​ Familiegeschiedenis

  • Wat is de algemene gezondheidstoestand van uw gezinsleden?
  • Zijn er ziekten in uw familie die veel voorkomen?
  • Zijn er erfelijke ziekten in uw familie?

Sociale Geschiedenis

  • Wat is uw beroep?
  • Zijn er aanwijzingen voor psychosociale stress of overbelasting als gevolg van uw gezinssituatie?

Actueel medische geschiedenis/ systemische geschiedenis (somatische en psychische klachten).

  • Welke veranderingen heb je opgemerkt?
  • Hoelang bestaan ​​deze wijzigingen?
  • Is de verandering plotseling opgetreden? ​
  • Is de verandering er continu of treedt deze alleen onder bepaalde omstandigheden op (wanneer?)?
  • Zijn er naast de spraak- / taalstoornis nog andere symptomen geweest? Hoofdpijn, misselijkheid, verlamming, enz.?

Vegetatieve anamnese incl. voedingsanamnese.

  • Rook je? Zo ja, hoeveel sigaretten, sigaren of pijpen per dag?
  • Drink je vaker alcohol? Zo ja, welke drank (en) en hoeveel glazen hiervan per dag?
  • Gebruikt u drugs? Zo ja, welke medicijnen en hoe vaak per dag of per week?

Zelfgeschiedenis incl. medicatiegeschiedenis.

  • Reeds bestaande aandoeningen (neurologische aandoeningen; gehoorstoornissen).
  • Operaties (operaties aan het centrale zenuwstelsel)
  • Trauma (verwondingen: bijv. traumatisch hersenletsel, TBI).
  • radiotherapie
  • Allergieën
  • Medicatiegeschiedenis

* Als deze vraag met "Ja" is beantwoord, is een onmiddellijk bezoek aan de dokter vereist! (Informatie zonder garantie)

Diagnostische criteria voor medische vroege detectie van omschreven ontwikkelingsstoornissen van spraak en taal (UESS) [gewijzigd na 1, 2]

Tijd Taal ontwikkeling
U1 Direct na de geboorte Zuigeling huilt
U2 3e tot 10e dag van het leven Gehoorscreening / gehoortest pasgeborenen (meting van otoakoestische emissies (OAE).
U3 4-5 weken leven Erkenning van ritmische en prosodische kenmerken van de moedertaal.
U4 3e tot 4e levensmaand Reageert (bijvoorbeeld met een glimlach of spontaan lichamelijk contact) op adresseerbare of non-verbale communicatie van primaire zorgverleners
Stuurt duidelijke signalen naar de primaire verzorger zelf door middel van blik, gezichtsuitdrukkingen, gebaren of geluiden
Stelt de primaire verzorger gerust door lichaams- of oogcontact
Koeren
U5 6-7 maanden leven Ritmische lettergreepketens (bijv. "Mem-mem").
U6 10-12 maanden leven Spontaan uitspreken van langere lettergrepen.
Gebruikt verschillende medeklinkers (bijv. 'Maba')
Produceert lettergreepverdubbelingen (bijv. "Ba-ba").
Produceert eerste woorden (bijv. 'Moeder' of 'nee')
Kan korte prompts begrijpen
Toont reactie op zijn eigen naam
U7 21-24 maanden leven Passieve woordenschat omvat ongeveer 200 woorden
Spraak van één woord: spreekt ongeveer 50-200 woorden na 18 maanden (grens na 24 maanden leven: ten minste 20 juiste woorden, behalve voor papa en mama. Gebruikt eenvoudige uitingen van twee woorden, bijv. "Papa kom!").
Wijst of kijkt naar 3 genoemde lichaamsdelen.
Drukt door middel van gebaren of spraak (hoofdschudden of nee zeggen) uit dat het iets afwijst
U7a 34e-36e levensmaand Begrijpt eenvoudige voorzetsels en tweedelige bestellingen (bijv. "Leg het potlood op tafel!")
Productieve woordenschat omvat meer dan 450 woorden
Spreekt zinnen van ten minste drie woorden
Produceert verbindingen met de eerste medeklinker (bijv. "Bl")
Gebruikt een eenvoudig voorzetsel (bijv. {"Onder")
Spreekt over zichzelf in de eerste persoon
Weet en zegt zijn roepnaam
Spreekt alle geluiden correct uit (behalve sisklanken)
Past bij basiskleuren
U8 46-48 maanden oud Begrijpt meer complexe voorzetsels (bijv. 'Naast')
Spreekt zinnen van zes woorden in kindertaal
Gebruikt correct werkwoordsafdeling en verbuiging
Verhalen worden ongeveer in tijd en logisch verloop verteld
Gebruikt verschillende tijden in verhalen
U9 60e-64e levensmaand Telt tot 10
u gebruikt algemeen/ ondergeschikte termen (bijv. kleding)
Foutloze fonatie (behalve voor ‘s’)
Onzekerheid met meer complexe grammaticale structuren (ontkenningen, vragen, etc.) kan nog steeds voorkomen

Interpretatie

  • De aanwezigheid van een taalachterstand van ten minste 6 maanden vóór de leeftijd van 36 maanden duidt op een taalontwikkelingsachterstand.

Voeg, indien van toepassing, een gestandaardiseerde vragenlijst voor ouders in.