Radiosynoviorthese

Radiosynoviorthese (RSO, van radioactieve isotoop, synoviale gewrichtsvoering, orthetische reconstructie; RSO afgekort) is een van de nucleaire geneeskundige procedures die therapeutisch worden gebruikt in de reumatologie en orthopedie voor de behandeling van chronische inflammatoire gewrichtsaandoeningen. De toepassing van radiosynoviorthese biedt de mogelijkheid tot reconstructie van het synovium (binnenbekleding van de gewrichtsholte zonder celcontacten). De reconstructie van het synovium is gebaseerd op het gebruik van bètastralers (radionucleotiden). Beta-straling is een ioniserende straling die optreedt tijdens een radioactief verval, beta-verval. Deze radionucliden worden in de gewrichtsholte aangebracht zodat een bestaand ontstekingsproces kan worden geremd (gestopt). Het gebruik van de procedure vormt dus een alternatief voor chirurgische verwijdering van het synovium.

Indicaties (toepassingsgebieden)

  • reumatoïde artritis - dit klinische beeld vertegenwoordigt de belangrijkste indicatie voor het gebruik van radiosynoviorthese. Afhankelijk van het stadium van artritis, bijna 75% van de vroege reumatoïde artritis kan met succes worden behandeld met radiosynoviorthese. Als de behandeling in een later stadium plaatsvindt, wordt de kans op succes aanzienlijk verkleind.
  • artrose - ook in het geval van artrose is radiosynoviorthese een nuttige procedure bij de behandeling. Vergeleken met reumatoïde artritisechter de kansen op succes van de therapie zijn lager.
  • Hemofiele artropathie - dit klinische beeld is een artrose, die kan worden veroorzaakt door aanhoudende bloeding. Het treft meestal patiënten die lijden aan a bloed stollingsstoornis, meestal erfelijk. De aandoening veroorzaakt dat bloedige gewrichtsuitstromingen leiden tot littekens in het gewrichtsbinnenland. Door middel van radiosynoviorthese kan deze hemartrose in ongeveer 90% van de gevallen met succes worden behandeld.
  • Gepigmenteerd villonodulair synovitis - bij deze zeldzame aandoening van het gewricht slijmvlies, die gepaard gaat met gewrichtseffusies en zwelling, kan radiosynoviorthese worden gebruikt als alternatief voor het verwijderen van het slijmvlies of radiotherapie.
  • Artritis psoriatica - bij artritis veroorzaakt door psoriasis (psoriasis), radiosynoviorthese is een erkende en nuttige therapeutische optie.

Contra-indicaties

  • herhaling therapie binnen een paar dagen - herhaal radiosynoviorthese mag niet binnen drie maanden worden uitgevoerd.
  • Infectieuze artritis (gewrichtsinfectie) - het gebruik van radiosynoviorthese bij een gediagnosticeerde gewrichtsinfectie is een absolute contra-indicatie.
  • Zwaartekracht (zwangerschap) - radiosynoviorthesis mag normaal gesproken niet tijdens de zwangerschap worden gebruikt om gevaar voor het kind te voorkomen.
  • Lactatiefase (borstvoeding)
  • Groeiperiode - de procedure mag in geen geval bij kinderen worden gebruikt, omdat de therapie kan later een verminderde mobiliteit veroorzaken.

Vóór de behandeling

  • Bevestiging van de diagnose - voordat de therapeutische procedure wordt gebruikt, moet de indicatie voor de procedure als bevestigd worden beschouwd. Het gebruik van radiosynoviorthese is meestal geen primaire therapeutische optie, maar wordt gebruikt wanneer systemische therapeutische pogingen mislukken.
  • Ontstekingsactiviteit - voordat radiosynoviorthese wordt uitgevoerd, moeten ontstekingsmarkers worden gedetecteerd in de bloed​ Een bijzondere focus ligt hierbij op de inflammatoire markers CRP (C-reactive protein), erytrocytbezinkingssnelheid (ESR) en de verschillende globulines.

De procedure

Radionucliden (yttrium90 voor de knieën; rhenium186 voor de schouder, elleboog, pols en enkel​ erbium169 voor de vinger, middenvoetsbeentje en teen gewrichten) worden in het betreffende gewricht geïnjecteerd. Door de koppeling van de radionucliden aan colloïden (deeltjes in vloeistof) blijft de radioactieve stof langer in het gewricht. Momenteel worden alleen β-stralers (bèta-stralers) en geen γ-stralers (gamma-stralers) gebruikt bij radiosynoviorthese om blootstelling aan schadelijke straling van de patiënt te voorkomen. De keuze van de radioactieve stof hangt onder meer af van het te behandelen gewricht. Voor therapeutisch gebruik op de kniegewricht, Yttrium90 wordt voornamelijk gebruikt, terwijl Rhenium186 wordt gebruikt op de schoudergewrichtDe bètastralen verminderen de lokale hyperemie aanzienlijk (toegenomen bloed levering) en induceren inactivering van de bestaande ontstekingscellen. Bovendien veroorzaakt het destructieve (verwoestende) effect van de bètastralen een bindweefsel transformatie van het synovium (synoviaal membraan). Dit kan tot 3 maanden duren. Om extra infectie te voorkomen, wordt de injectie van de radioactieve stof uitgevoerd onder strikt aseptische omstandigheden en Röntgenstraal fluoroscopie. Parallel met de radioactieve stof kan ook een steroïde (ontstekingsremmer) worden aangebracht.

Na de behandeling

  • Immobilisatie van het gewricht - nadat de radioactieve stof is aangebracht, moet het gewricht ongeveer 72 uur worden geïmmobiliseerd om ervoor te zorgen dat voortijdige verwijdering van de radionuclide wordt voorkomen. De werking van de aangebrachte stof wordt hierdoor verlengd.
  • Andere therapeutische maatregelen - naast de administratie van de radioactieve stof, kan de radiosynoviorthese worden uitgebreid door aanvullende maatregelen zoals de toepassing van antiflogistische (ontstekingsremmende) drugs.

Mogelijke complicaties

  • Fever
  • Cephalgia (hoofdpijn)
  • Vermoeidheid
  • Gezamenlijke effusies (synoniemen: hydarthros, hydrops articularis).