Procedure Radiojodiumtherapie | Therapie met radioactief jodium

Procedure Radiojodiumtherapie

In aanloop naar radioactief jodiumtherapie. Voor bepaalde indicaties wel een 4 weken durende opname van de schildklier hormoonpreparaten is meestal van tevoren vereist. Door deze zogenaamde suppressiebehandeling wordt een overmatige hormoonproductie in het lichaam voorgewend en vermindert zo het schildklierregulerende hormoon (TSH).

Dit leidt op zijn beurt tot de jodium de opname van het gezonde schildklierweefsel wordt verminderd. Schildkliercellen met een pathologisch verhoogde hormoonproductie staan ​​niet meer onder invloed van TSH. Met radioactief jodiumtherapie, alleen de autonome schildklieren met hun ongeremde functie absorberen dan het radioactieve jodium.

Bij een passende dosis worden gezonde cellen grotendeels gespaard van straling. In Duitsland, radioactief jodiumtherapie mogen alleen onder klinische omstandigheden worden uitgevoerd. Dit betekent dat men voor enkele dagen wordt opgenomen op een speciale afdeling nucleaire geneeskunde in het ziekenhuis.

Deze afdelingen zijn uitgerust met speciale stralingsbeschermingsmiddelen, zoals afvalwatervoorzieningen of met lood versterkte deuren. Anders zijn dit normale patiëntenkamers en geen bunkers of loden kamers, zoals wel eens wordt beweerd. De eigenlijke therapie begint wanneer de patiënt de radioactieve stof krijgt toegediend jodium als werkzame stof, meestal in de vorm van een tablet die moet worden doorgeslikt.

Daarna kan de patiënt zich terugtrekken in zijn kamer, het lichaam neemt het radioactieve jodium op via de darmen en gaat vervolgens over in de bloed. Door de bloedsomloop wordt het eerst door het lichaam verdeeld. Het radioactieve jodium wordt vrijwel uitsluitend opgeslagen door de schildklier.

Overtollig jodium wordt via de nieren in de urine uitgescheiden en verlaat zo het menselijk organisme. Om medemensen, met name zwangere vrouwen en kinderen, niet door de straling in gevaar te brengen, mogen patiënten de afdeling niet verlaten of bezoekers ontvangen totdat de straling is afgenomen. Dit wordt dagelijks gemeten en valt vaak na 2 dagen weg, maar zelden na maximaal 12 dagen, totdat de patiënt kan worden ontslagen. Na de therapie, a bloed check van de schildklier waarden moeten met regelmatige tussenpozen worden uitgevoerd. Na ongeveer 6 maanden, a scintigrafie, dwz een meting van het schildkliermetabolisme, wordt uitgevoerd om te beoordelen of de radioactief jodiumtherapie succesvol was.