Ontwikkelingspsychologie: behandeling, effecten en risico's

Een tak van wetenschappelijke psychologie is ontwikkelingspsychologie. Het onderzoekt de menselijke ontwikkeling van geboorte tot dood in alle psychologische omstandigheden en de daarmee samenhangende veranderingen in menselijk gedrag en ervaring, waaronder bijvoorbeeld de ontwikkeling van persoonlijkheid, taal, denken en alles. leren processen die daarop zijn gebaseerd. Dienovereenkomstig wordt gekeken naar de gehele levensduur van een persoon, terwijl veranderingen door stemmingen of externe invloeden slechts in zeer beperkte mate een rol spelen. Voor beschrijving gebruikt ontwikkelingspsychologie sociaalwetenschappelijke methoden in de vorm van enquêtes, observaties en verschillende experimenten.

Wat is ontwikkelingspsychologie?

Ontwikkelingspsychologie bestudeert de menselijke ontwikkeling van geboorte tot dood in alle psychologische omstandigheden en de daarmee gepaard gaande veranderingen in menselijk gedrag en ervaring. Of de menselijke ontwikkeling nu eerder wordt beïnvloed door biologische of milieufactoren, of ontwikkeling volgens Jean-Jaques Rousseau en nativisme plaatsvindt door de aanleg die een kind met zich meebrengt, terwijl opvoeding en omgeving hen remmen, of dat het kind volgens John Locke liever ter wereld komt zonder vaardigheden en kennis om alles te leren dit zijn ten eerste fundamentele vragen die de ontwikkelingspsychologie zichzelf stelt. Door middel van verschillende theorieën en modellen probeert het de mens in zijn veranderingen te verklaren. De belangrijkste werden opgericht door Albert Bandura, Jean Piaget, Sigmund Freud, Erik H. Erikson Jane Loevinger en John Bowlby.

Aandachtspunten en theorieën

Bandura ontwikkelde het sociale leren theorie, die inhield dat het observationeel leerproces sociale vaardigheden in de eerste plaats mogelijk maakt en plaatsvindt via een verwervings- en uitvoeringsfase. De acquisitiefase wordt bepaald door aandacht en geheugen processen, en de uitvoeringsfase wordt bepaald door motorische reproductie-, bekrachtigings- en motivatieprocessen. Onder andere spelen ook verwachtingen een belangrijke rol, die bepalend zijn voor navolging, dus voor de leren werkwijze. Het model van de toneeltheorie is ontwikkeld door Jean Piaget. Het beschrijft de verschillende stadia van de menselijke cognitieve ontwikkeling en specificeert voor elke fase de bestaande cognitieve vaardigheden, die op hun beurt bepalen welke cognitieve taken de persoon op dat moment kan oplossen. Freud ontwikkelde het structurele model van de psyche, uitgaande van drie gevallen, die hij verdeelde in id, ego en superego. Ten tweede stelde hij de vijf stadia van psychoseksuele ontwikkeling vast, die van invloed zijn op de ontwikkelingspsychologie. Het stadiummodel van de psychosociale ontwikkeling van Erik H. Erikson is op zijn beurt op dit model gebaseerd. Het beschrijft de spanning tussen alle verlangens en behoeften van een kind en de veranderende eisen die eraan worden gesteld door de omgeving en interpersoonlijk contact terwijl het zich ontwikkelt. Even belangrijk is het toneelmodel van Loevinger, dat ego-ontwikkeling veronderstelt als een specifiek patroon waardoor de persoon zichzelf en zijn omgeving waarneemt en interpreteert. Deze egostructuur ondergaat in de loop van de ontwikkeling verschillende veranderingen leiden naar een hoger bewustzijn. Loevinger gaat dus uit van een denk- en ervaringsproces, niet van een psychische entiteit zoals de psychoanalyse. John Bowlby, op zijn beurt, poneerde gehechtheidstheorie, wat inhoudt dat kinderen sterke, emotionele banden vormen met hun naasten door middel van non-verbale communicatie en fysieke signalen, die veranderen naarmate ze zich ontwikkelen. Zijn zorg als kind psychiater was om het effect van familie- en generatie-invloeden op de ontwikkeling van een kind te onderzoeken. Al deze modellen, en er zijn er nog veel meer, laten zien dat ontwikkelingspsychologie zich bezighoudt met een breed scala aan onderwerpen. De belangrijkste focus blijft op baby- en peuteronderzoek, de relatie tussen kind en ouders, die op non-verbaal niveau plaatsvindt, en de daarmee gepaard gaande sociale, emotionele en motorische ontwikkelingen en veranderingen of stoornissen in de ontwikkelingsprocessen. Daarnaast wordt ook de algemene levensduur van een persoon tot op hoge leeftijd bestudeerd.

Research Methods

Het concept van ontwikkeling wordt onder moderne omstandigheden breder, zodat elke vorm van verandering als ontwikkeling wordt beschouwd en recentelijk zelfs interindividuele of omgevingsverschillen zijn meegenomen, in welk geval we spreken van ecologische of differentiële ontwikkelingspsychologie. Traditioneel is het concept van ontwikkeling echter relatief smal geweest. Het wordt gezien als een discontinu proces, met veranderingen die kwalitatief-structurele transformaties blijven die altijd naar een hoger niveau gaan en gericht zijn op een uiteindelijke staat van volwassenheid. Functies als emotie, cognitie, motivatie, taal, moraal en sociaal gedrag spelen een belangrijke rol in hun veranderingsprocessen. Het gezin wordt beschouwd in een sociale context. Hier wordt onderzocht hoe psychologische functies veranderen met het opgroeien en verouderen. Leeftijd geeft op zijn beurt informatie voor de ontwikkelingspsychologie over de motivationele en mentale beperkingen van het individu op dit moment. Het is gebaseerd op de aanname dat een persoon het hoofd moet bieden aan taken in verschillende ontwikkelingsstadia, die verschillende aspecten van zijn leven, persoonlijkheid, interpersoonlijke relaties en fysiologische functies als basisvereiste weerspiegelen. Een adolescent wordt bijvoorbeeld opgevoed in een samenleving om zich los te maken van zijn ouders, zijn identiteit te vinden en zich voor te bereiden op een carrière. Als dit proces wordt verstoord, ontstaan ​​er moeilijkheden bij het omgaan met alle verdere stappen, omdat ze op elkaar voortbouwen. Het resultaat is ontevredenheid, frustratie en faalangst. Vroeg jeugd is met name gebaseerd op sociaal-emotionele ontwikkeling, inclusief fasen van verzet en mogelijke ontwikkelingsstoornissen. Deze kunnen zich uiten in dissociatie, taalstoornissen, communicatie en sociale binding. Een deel van de theorieën in de ontwikkelingspsychologie is ook het concept dat mensen actief hun ontwikkeling vormgeven. Het wordt niet alleen bepaald door erfelijke factoren, maar hangt af van iemands ervaringen, levensomstandigheden en nagestreefde doelen, wederom met nogal wat variaties.