Niet-ossificerend fibroom

Introductie

Het niet-ossificerende fibroom veroorzaakt meestal geen pijn of andere symptomen en wordt vaak bij toeval radiologisch gevonden. Het is een van de meest voorkomende goedaardige botveranderingen en gaat bijna altijd gepaard met spontane genezing.

Definitie

Het niet-ossificerende fibroom is geen echte nieuwe formatie, maar een ontwikkelingsmisvorming. In plaats van een bot, bindweefsel is op deze site ingevoegd. Niet-ossificerend fibroom is daarom een ​​ziekte bij jeugd en geneest gewoonlijk spontaan door verstarring tegen het einde van de groei. Soms blijft er een klein residu achter in het botgebied van de metafyse of diafyse. De metafyse is het gedeelte van het lange buisvormige bot en de diafyse is het gebied van de botschacht.

Klinische symptomen van niet-ossificerend fibroom

Zoals hierboven vermeld, is het niet-ossificerende fibroom een ​​willekeurige bevinding, omdat het niet veroorzaakt pijn. Het wordt vaak ontdekt in verband met een val op de knie wanneer een Röntgenstraal wordt genomen om een ​​uit te sluiten breuk. Slechts zeer zelden is pijn uitgedrukt in het gebied van het fibroom.

Vaak is het kniepijn, aangezien het niet-ossificerende fibroom zich meestal in dit gebied bevindt. Dergelijke klachten zijn vaak een teken van een snelle verspreiding van de goedaardige verandering of een dreigende pathologische aandoening breuk. Pathologisch breuk betekent dat geen externe kracht een botbreuk heeft veroorzaakt.

In sommige gevallen is er een lichte zwelling van zacht weefsel in het gebied van het scheenbeen. In de meeste gevallen zijn niet-ossificerende vleesbomen volledig asymptomatisch. Als de skeletstructuur echter onstabiel is, kunnen breuken optreden zonder een geschikt ongevalscenario.

Dit kan navenant pijnlijk zijn. In sommige gevallen, zelfs zonder breuk, hebben kinderen last van beperkingen en pijn. Als de symptomen blijvend zijn, kan chirurgische therapie of spalken worden overwogen.

Behandeling van niet-ossificerend fibroom

Het niet-ossificerende fibroom vertoont typisch Röntgenstraal bevindingen en geneest meestal spontaan. Als er geen extra pijn is, is er geen verdere radiologische nazorg nodig. Als de laesie groter is dan de helft van het bot, moet bij aanhoudende pijn en bij jonge patiënten tweemaal per jaar follow-uponderzoeken worden uitgevoerd.

Op deze manier kan een pathologische fractuur tijdig worden opgespoord en behandeld. Als dit het geval is, wordt een chirurgische ingreep uitgevoerd. Tijdens deze procedure wordt het niet-ossificerende fibroom verwijderd, dwz een curettage is uitgevoerd. Als het te ontruimen gebied erg groot is, kan het gebied bovendien worden gevuld met poreus bot, de sponsachtige botstructuur.