Neuspoliepen (Polyposis Nasi): test en diagnose

Laboratoriumparameters van de 1e orde - verplichte laboratoriumtests.

  • Ontstekingsdiagnostiek - in het geval van koorts boven 38.3 ° C, ernstige symptomen, toename van symptomen tijdens het verloop van de ziekte, dreigende complicaties
    • CRP (C-reactief proteïne); geschikter is de bepaling van procalcitonine, waardoor enige differentiatie van bacteriële en virale infecties mogelijk is.
    • leukocyten (wit bloed cellen).

    Opmerking: verhogingen in CRP correleren met radiografische bevindingen en klinische ernst van infectie (in dit geval sinusitis).

Laboratoriumparameters 2e orde - afhankelijk van de resultaten van de geschiedenis, fysiek onderzoek, enz. - voor differentiële diagnostische verduidelijking.

  • Microscopie, kweekprocedures, kiemidentificatie indien nodig en resistentieonderzoek (in geval van resistentie tegen therapie) Indicaties: Bij acute rhinosinusitis (ARS) overbodig en alleen in overweging te nemen als een bepaalde therapie binnen 48-72 uur niet tot verbetering leidt of bij onderliggende ziekten geassocieerd met immuundeficiëntie (consensusbeslissing van de S2k-richtlijn).
  • nasaal biopsie - verzameling van weefselmonsters van de neusslijmvlies (indicatie: vermoedelijke maligniteiten, granulomatosen en invasief schimmelziekten).
  • Allergeen diagnostiek (om een ​​allergische aanleg / aanleg te detecteren).
    • Priktest (huid test; voorkeursmethode): in dit geval worden de betreffende allergenen in druppelvorm op de onderarmen aangebracht. Een dunne naald wordt gebruikt om de huid op deze plaatsen, waardoor de testoplossing de huid kan binnendringen. Dit is slechts een beetje pijnlijk - alleen de bovenste laag huid is bekrast. Als erytheem (rood worden van de huid over een groot gebied) of striemen verschijnen na ongeveer 15 tot 30 minuten, is de test positief. Een positief testresultaat geeft echter alleen aan dat overgevoeligheid voor de stof heeft plaatsgevonden. De stof hoeft echter niet het allergeen te zijn. Daarom volgen meestal andere onderzoeken, zoals de provocatietest, om het resultaat te bevestigen.
    • Antilichaamdetectie (nuttige aanvulling op de priktest als huidtest niet mogelijk is (eczeem, overgevoelige huid met positieve reactie op het oplosmiddel, uitblijven van reactie van de huid op histamine, gebrek aan teststof), of het resultaat is niet duidelijk leesbaar ( bijv. dermografie)):
      • Ig-E-detectie (= totaal IgE of allergeenspecifiek IgE in serum) - indien allergie van het directe type (type I) wordt vermoed; vooral als een huidtest (zie hierboven) moeilijk uit te voeren is of de patiënt in gevaar zou brengen.
      • Precipiterende IgG antilichamen (allergie soort III).