BMR-vaccinatie (mazelen, bof, rubella)

Definitie

Het BMR-vaccin is een verzwakt levend vaccin en bestaat uit een mengsel van een de bof, mazelen en rodehond vaccin. Elk van deze bevat het virus, dat wordt afgezwakt in zijn kracht (virulentie). Het vaccin bestaat sinds de jaren 1970 en wordt ofwel in de spier (intramusculair) ofwel onder de huid (subcutaan) in de vetweefsel. Deze vaccinatie veroorzaakt dan een niet-overdraagbare infectie met de bof, mazelen en rodehond, wat meestal niet wordt opgemerkt door de gevaccineerde persoon. De vaccinatie veroorzaakt meestal een levenslange vaccinatiereactie van de immuunsysteem, zodat hernieuwd contact met de ziekteverwekker niet leidt tot de gevreesde complicaties.

Vanaf wanneer moet ik worden ingeënt?

De Standing Vaccination Commission (STiKO) van het Robert Koch Institute (RKI) beveelt basisimmunisatie aan tegen de bof, mazelen en rodehond. De eerste vaccinatie moet worden toegediend tussen de 1e en 11e levensmaand. De 14e vaccinatie moet worden toegediend tussen de 2e en 15e levensmaand.

De eerste vaccinatie is meestal voldoende voor een levenslange reactie van de immuunsysteem voor deze ziekteverwekkers. De 2e vaccinatie is dus niet, zoals vaak wordt aangenomen, bedoeld om de immuunsysteem, maar om mogelijke vaccinatie mislukkingen te bereiken, waarbij de 1e vaccinatie niet resulteerde in een voldoende reactie van het immuunsysteem. In principe wordt aangeraden om je te laten vaccineren tegen varicella (waterpokken) tegelijkertijd met vaccinatie tegen bof, mazelen en rubella, maar in een ander deel van het lichaam, aangezien is waargenomen dat het toch al lage risico op koortsstuipen na een viervoudige vaccinatie verder kan worden verminderd.

Dit werd echter alleen waargenomen bij de eerste vaccinatie, daarom kan de tweede vaccinatie ook zonder problemen als 4-voudig vaccin worden gegeven. Als de baby jonger is dan 11 maanden en in een kinderfaciliteit wordt geplaatst waar ook andere oudere kinderen worden gehuisvest bij wie de vaccinatiestatus onduidelijk is, kan worden overwogen de baby eerder te vaccineren. Het heeft echter geen zin om vóór de leeftijd van 9 maanden te vaccineren, omdat de baby op dit moment nog genoeg heeft antilichamen van de moeder in zijn bloed, wat de vaccinatie zou neutraliseren virussen en zou daarom niet leiden tot een gewenst vaccinatiesucces.

Als de baby niet is ingeënt tegen de bof of mazelen en er betrouwbaar contact is geweest met een kind dat aan deze twee ziekten lijdt of, in zeldzame gevallen, met volwassenen, een zogenaamde vaccinatie na blootstelling (ook wel PEP genoemd - profylaxe na blootstelling) kan maximaal 3-5 dagen na het eerste contact worden toegediend. Dit kan nog steeds het begin van de ziekte voorkomen of het beloop ervan verlichten. De vaccinatie na blootstelling wordt ook uitgevoerd als combinatievaccinatie tegen bof, mazelen en rubella (BMR) plus eventueel varicella (MMRV).