Leukoplakie van mondslijmvlies

In leukoplakie van de mondelinge slijmvlies (synoniemen: Orale leukoplakie; Erytroplakie; Erytroplakie van mondholte epitheel​ Erythroleukoplakia; Gingival leukoplakie​ Harige leukoplakie; Idiopathische leukoplakie; Leukoplakie simplex; Mondholte leukoplakie; Orale leukoplakie; Orale mucosale leukoplakie; Precancereuze leukoplakie; Verrukeuze leukoplakie; Gom leukoplakie; Tong leukoplakie; Candida-geïnfecteerde orale leukoplakie; ICD-10 K13. 2 Leukoplakie en andere aandoeningen van de mondholte epitheel, waaronder tong​ ICD-10-GM K13.2: Leukoplakie en andere aandoeningen van de mondholte epitheel, waaronder tong) is een overwegend witte verandering die niet klinisch of histopathologisch kan worden gekarakteriseerd als enige andere definieerbare mucosale verandering.

Vormen van de ziekte

Op basis van het klinische uiterlijk worden twee varianten onderscheiden: de homogene vorm en de inhomogene vorm. Gemengde vormen zijn mogelijk.

Speciale vormen

Bij idiopathische leukoplakie zijn er geen etiologische ("oorzakelijke") factoren.

Proliferatieve verrukeuze leukoplakie is een agressieve variant van orale leukoplakie, die in bijna alle gevallen leidt tot kwaadaardige degeneratie.

Geslachtsverhouding: in de meeste landen ontwikkelen mannen de ziekte vaker dan vrouwen. Dit geldt echter niet altijd voor de westerse wereld.

Frequentiepiek: mensen tussen 40 en 70 jaar worden als risicovol beschouwd.

De prevalentie (ziekte-incidentie) varieert wereldwijd sterk tussen 0.2 en 5% (India: 0.2 tot 4%; Zweden: 3.6%; Nederland: 1.4%). In Duitsland bleek de prevalentie 2.3% voor mannen en 0.9% voor vrouwen te zijn.

Levenslange prevalentie: de ziekte komt vaker voor op middelbare of oudere leeftijd.

Verloop en prognose

Orale leukoplakie is de meest voorkomende premaligne (mogelijk kwaadaardige) verandering van de orale slijmvlies​ In principe kan elke orale leukoplakie kwaadaardig transformeren. Evenzo is spontane regressie mogelijk zonder specifiek therapie of door etiologische factoren te elimineren. Het percentage kwaadaardige transformatie varieert van 0.9 tot 17.5%. In de periode van 5 jaar is het omzettingspercentage 3 tot 8% van alle leukoplakieën.

Een verhoogd risico op transformatie is van toepassing op de volgende factoren:

  • Vrouwelijke ziekte
  • Bestaat al heel lang
  • Voorkomen bij niet-rokers
  • Lokalisatie mondbodem of tong
  • Voorkomen bij patiënten met een eerdere ziekte van plaveiselcelcarcinoom van het hoofd-halsgebied
  • Inhomogene leukoplakie
  • Candida-geïnfecteerde leukoplakie
  • Epitheliale dysplasie (afwijking van de weefselstructuur van het normale beeld).
  • DNA-aneuploïdie

Verhoogde recidiefpercentages (recidiefpercentages) worden vooral aangetoond door proliferatieve verrukeuze leukoplakie (PVL). Het risico van transformatie van PVL in plaveiselcelcarcinoom is erg hoog met 50% absoluut en 9.3% per jaar. Ook hoog is het risico op erytroplakie (roodachtige laesies): 33% absoluut en 2.7% jaarlijks: voor orale leukoplakie als geheel was het absolute percentage 8.8% en het jaarlijkse percentage was 1.6%.

Comorbiditeit (bijkomende ziekten): Orale harige leukoplakie is pathognomonisch (bewijs van ziekte) voor HIV. Bij met Candida geïnfecteerde orale leukoplakie (synoniemen: Candida leukoplakie; hyperplastische candidiasis), is het onduidelijk of Candida-infectie de oorzaak is van de leukoplakie of een superinfectie van de veranderde slijmvlies.