Instructies voor een tracheotomie | Tracheotomie

Instructies voor een tracheotomie

De tracheotomie wordt meestal uitgevoerd als een chirurgische ingreep onder narcose, maar kan ook worden uitgevoerd onder plaatselijke verdoving. Het wordt meestal alleen uitgevoerd als de patiënt niet op een andere manier kan worden beademd, aangezien de procedure niet zonder gevaar is en er veel complicaties kunnen optreden. Er zijn twee verschillende procedures voor het uitvoeren van een tracheotomie.

Beide worden uitgevoerd onder steriele omstandigheden en met de patiënt in rugligging met hyperextensie van de nek. Deze methode wordt gebruikt wanneer kunstmatige beademing van de patiënt nodig is en andere methoden, zoals ventilatie door masker of intubatie zijn niet van toepassing. Deze techniek is vooral geschikt als het permanent is ventilatie van de patiënt is niet nodig.

Dit is bijvoorbeeld het geval bij patiënten op intensive care-afdelingen of bij ziekten van de strottehoofd of luchtpijp. Het risico op infectie is bij deze procedure lager. De luchtpijp wordt doorboord met een dunne, puntige canule tussen de cricoid kraakbeen (deel van de strottehoofd) en de eerste kraakbeen van de luchtpijp.

Een voerdraad kan door de canule in de luchtpijp worden gestoken. Een endoscoop wordt gebruikt om de juiste positie in de luchtpijp te controleren. Als de positie correct is, wordt een dilatator langs de draad voortbewogen, waardoor het aangrenzende weefsel uitzet en een opening ontstaat voor de ventilatie buis.

Nadat de dilatator is teruggetrokken, wordt de ventilatiecanule via de draad in de luchtpijp ingebracht en kan de voerdraad worden verwijderd. De gecreëerde opening naar de luchtpijp sluit binnen enkele dagen spontaan weer als er geen canule wordt ingebracht voor beademing omdat het omliggende weefsel alleen is uitgezet. Gedurende de eerste dagen mag de beademingsslang echter niet worden vervangen, omdat de opening binnen korte tijd weer sluit.

In dit geval een permanent tracheotomie wordt uitgevoerd, wat stabieler en groter is dan in de eerste procedure. Als het ademhaling kanaal is niet meer nodig, het moet worden gesloten bij een nieuwe operatie. Deze methode is daarom bijzonder geschikt voor patiënten die permanente ventilatie nodig hebben. Ten eerste, de schildklier en cricoid kraakbeen van de nek wordt gepalpeerd en gemarkeerd.

De incisie dwars op de luchtpijp wordt gemaakt onder het schildkraakbeen en is ongeveer 3 cm groot. In de volgende stap moeten de cervicale spieren en mogelijk de verbinding tussen de schildklierlobben (schildklierlandengte) worden gescheiden om zicht te krijgen op de bretels van de luchtpijp. Nu wordt de luchtpijp geopend tussen het 2e en 3e kraakbeen bretels. Delen van de luchtpijp worden nu geopend als een raamvleugel en gehecht aan de huid van de nek. Hierdoor ontstaat een stabiele verbinding tussen de omgevingslucht en de luchtpijp (tracheostoma), waardoor a ademhaling buis (tracheale canule) kan nu worden ingebracht.