Standfase: functie, taken, rol en ziekten

Als onderdeel van de loopcyclus, de houding been fase is een belangrijk onderdeel van voortbeweging. Stoornissen kunnen de kwaliteit van leven aanzienlijk verminderen.

Wat is de standbeenfase?

Als onderdeel van de loopcyclus, de houding been fase is een belangrijk onderdeel van voortbeweging. Een loopcyclus is samengesteld uit een houding been fase en een zwaaiende beenfase van een been. Het begint en eindigt wanneer de hiel de grond raakt. De standbeenfase vertegenwoordigt het deel waar de voet contact maakt met de grond en de spieren het lichaam voortstuwen. Het is onderverdeeld in 5 deelfasen in ganganalyse, waarbij de eerste en de laatste erg kort zijn en elk de overgang van of naar de zwaaibeenfase vertegenwoordigen. Deze momenten worden ook wel dubbele laadfasen genoemd, omdat dan beide voeten tegelijkertijd in contact staan ​​met de grond. Ten eerste bereikt de hiel de grond zonder last te dragen, gevolgd door gewichtsbelasting waarbij de voetzool contact maakt met de grond. In de middelste standfase bevindt de voet zich ongeveer onder het zwaartepunt van het lichaam en werkt het gehele lichaamsgewicht op het been. Vanuit deze positie wordt het lichaam verder naar voren getransporteerd via een verlengstuk in de heup gewricht om uiteindelijk de volgende zwaai-beenfase te starten door de hiel op te tillen. Bij een normale loopsnelheid doen de kuitspieren het belangrijkste werk om het lichaam voort te stuwen. Synchroon met de voorwaartse verschuiving van het lichaam vindt de afrolbeweging plaats op de voet.

Functie en taak

De standbeenfase is een belangrijk onderdeel van de voorwaartse beweging en daarmee de mobiliteit van een persoon. In deze periode vindt de voortstuwing van het hele lichaam plaats, terwijl in de zwenkbeenfase alleen het vrije been naar voren wordt getransporteerd. Verschillende mechanismen kunnen het bewegingsproces aanpassen aan verschillende behoeften en omstandigheden. Bij normaal lopen worden de fasen zo getimed dat de belasting op de gewrichten wordt zo laag mogelijk gehouden in de kantelfase en verticale bewegingen worden geminimaliseerd. De besturing via de kniegewricht is hier primair verantwoordelijk voor. In de fase van gewichtsoverdracht is hij nog duidelijk gebogen om de inkomende lading goed te kunnen absorberen. De volledige extensie wordt pas bereikt als de last volledig is opgenomen. Een versnelling van het bewegingsverloop leidt ertoe dat de eerste fase steeds meer wordt overgeslagen. De voet raakt in het midden en direct met het grondcontact vindt de gewichtsoverdracht plaats. Dit komt ook door het feit dat in lopend er is een vluchtfase en als een voet landt, is het andere been nog helemaal in de lucht. Lopen is hier anders dan bij. Snellere voortbeweging betekent ook dat de kuitspieren niet langer alleen het belangrijkste werk van de voortstuwing doen, maar in toenemende mate worden ondersteund door de heupextensoren. Deze gekoppelde activiteit van de twee spiergroepen is bijzonder sterk wanneer lopend bijvoorbeeld een heuvel op. Functionele verschillen verschijnen in de bewegingsvolgorde, afhankelijk van of het bergafwaarts of bergopwaarts is. Bij het bergop lopen kan de voorvoet in plaats van dat de hiel als eerste wordt geplaatst, terwijl bij bergafwaarts lopen de hielbelasting wordt benadrukt en deze fase wordt verlengd. Gewichtsoverdracht vindt nu plaats voordat de voetzool de grond bereikt. Voor een rond en ritmisch looppatroon zijn de timing van de bewegingen van beide benen en de coördinatieve correcte uitvoering bijzonder belangrijk.

Ziekten en klachten

Alle verwondingen en ziekten in het beengebied die onvastheid veroorzaken of gepaard gaan met pijn die toeneemt bij het stappen hebben een negatief effect op de prestatie van de standbeenfase. In wezen verandert het gangritme wanneer een been wordt aangetast. De pijn of de intensivering van de pijn tijdens het belasten zorgt ervoor dat de contacttijd zo kort mogelijk wordt gehouden, het been verlaat dan weer sneller dan normaal de grond. In vergelijking met het onaangetaste been wordt de standbeenfase verkort en ontwikkelt zich een hinkend looppatroon. Dergelijke gangveranderingen kunnen het gevolg zijn van acute verwondingen, zoals verrekkingen, spiervezel tranen, meniscus laesies of fracturen, maar ook van degeneratieve veranderingen in de heup of kniegewricht. artrose van de heup gewricht vertoont met name vaak typische gangveranderingen die de standfase beïnvloeden, waaronder de zogenaamde waggelende gang (Duchenne limp), waarbij getroffen mensen tijdens de standfase hun bovenlichaam naar het aangedane been kantelen om de belasting te verminderen en de pijn​ Het andere gangpatroon verandert in de heup osteoartritis is het zogenaamde Trendelenburg-teken. De spieren, verzwakt door het spaarzame gedrag, kunnen het bekken in de standbeenfase niet meer horizontaal houden en kantelt telkens naar beneden. Dit resulteert in een uiterlijk dat lijkt op een ongecoördineerde modelgang. Neurologische aandoeningen kunnen het gangpatroon als geheel en de standbeenfase in het bijzonder beïnvloeden. Zenuwlaesies die resulteren in verlamming van de spieren die verantwoordelijk zijn voor het dragen, kunnen leiden tot onvoldoende sterkte beschikbaar zijn. Optimale functie van de quadriceps femoris-spier is bijzonder belangrijk, omdat deze spier de hoofdrol speelt bij het tegen de zwaartekracht in houden van het lichaam. Als deze spier geheel of onvolledig verlamd is, bijvoorbeeld als gevolg van a herniated disceen perifere zenuwlaesie of een centrale neurologische aandoening, het been kan in de standfase niet of slechts kortstondig worden gestabiliseerd. Soortgelijke mechanismen treden ook op bij ouderen die lijden aan een algemene spierzwakte. Hemiplegie als gevolg van a beroerte leidt vaak tot een spastisch gangpatroon waarin de processen van de standbeenfase significant worden gewijzigd. De voet wordt onmiddellijk geplaatst, met een volledige knie-extensie, met de voorvoet​ Het bewegingspatroon wordt dan gecoördineerd gewijzigd.