Diagnose | Heupprothese veroorzaakt pijn

Diagnose

De diagnose van pijn met een heupprothese gaat in eerste instantie om een ​​nader interview (anamnese). Hoe lang heeft de pijn aanwezig geweest, hoe ernstig is het, zijn er triggerende factoren of straalt het uit? De mobiliteit van de heupprothese moet ook fysiek worden onderzocht. De definitieve diagnose waarom het heupprothese veroorzaakt pijn omvat een Röntgenstraal en mogelijk een computertomografie en, in geval van infectieuze genese, enkele bloed tests en een pathogeen detectie.

Therapie

De therapie hangt af van de oorzaak van de pijn, symptomatisch, een geschikt pijntherapie moet bij het begin worden gestart. Stoffen zoals diclofenac or paracetamol, maar ook sterkere middelen zoals oxycodon or tramadol worden gebruikt. In het geval van een heupprothese losmaken, er is geen ontkomen aan een herziening, dwz een tweede operatie.

Indien mogelijk wordt de heupprothese verwisseld en kunnen besmettelijke haarden worden verwijderd. Een betere stabiliteit van de tweede heupprothese kan worden gegarandeerd door extra verankeringen of kunstmatige botvergroting. Een infectie die de oorzaak kan zijn van de pijn van de heupprothese, moet met een hoge dosis worden behandeld antibiotica, die ook direct in het weefsel kan worden toegediend. Risicofactoren zoals zwaarlijvigheid, extreme spanning, suikerziekte or roken en alcohol moet ook goed worden gecontroleerd om de levensduur van een heupprothese zonder pijn te verlengen.

Prognose

Als een heupprothese veroorzaakt pijnhangt de prognose van veel factoren af. Als de oorzaak kan worden weggenomen, staat niets een blijvende goede kwaliteit van leven in de weg. Vaak is een protheseverandering nodig.

Wel moet gezegd worden dat de prognose na een revisieoperatie gemiddeld slechter is dan na de eerste operatie, omdat gezond materiaal gewond raakt en weer wordt afgevoerd. Infecties kunnen ook gecompliceerd zijn, wat de prognose verslechtert, vooral als ze zich verspreiden naar het bot (osteomyelitis). Het risico op infectie is aanzienlijk verhoogd. De kans op een complicatievrije cursus na revisie wordt echter nog steeds gegeven als 85-90%.