De systole

Definitie

De systole (Grieks voor contractie), maakt deel uit van de hart- actie. In eenvoudige bewoordingen is systole de fase van samentrekking van de hart-, en dus de fase van uitwerpen van bloed van het hart- door het lichaam en long circulatie. Het wordt vervangen door diastole ontspanning fase van het hart.

Dit betekent dat tijdens systole de bloed wordt uit de rechterkant gedrukt en linker hartkamer. De systole beschrijft dus de pompcapaciteit van het hart en bepaalt de polsslag. De duur van de systole blijft ongeveer hetzelfde, zelfs als de hartslag veranderingen; bij een volwassen persoon is het ongeveer 300 milliseconden lang.

Structuur van de systole

Bij systole wordt onderscheid gemaakt tussen een korte mechanische fase van hartspierspanning en een langere duur bloed uitstroomfase. Direct voor de spanfase worden de kamers (ventrikels) gevuld met bloed. De zeil- en pocketkleppen zijn stevig gesloten.

Door de daaropvolgende samentrekking van de hartspier neemt de druk in de twee kamers toe. Als de druk in de kamers groter is dan de druk in de grote long slagader en aorta, begint de uitstroomfase. De pocketkleppen gaan open en het bloed stroomt in de grote schepen en van daar naar de periferie van de pulmonale en lichaamscirculatie.

Tegelijkertijd vullen de twee atria zich met bloed. Om te voorkomen dat het bloed tijdens systole vanuit de kamers terugstroomt naar de atria, wordt de toegang afgesloten door de zeilkleppen. Het begin en einde van de systole kan met verschillende diagnostische middelen worden gedetecteerd.

Auscultatorisch begint de uitstroomfase met de 1e harttoon en eindigt met de 2e harttoon. In echocardiografie, de opening van de aortaklep is te zien aan het begin en het sluiten van de klep aan het einde. In het ECG begint de uitstroomfase met de R-top en eindigt met de T-top. Gedurende de gehele systole wordt de prikkelbaarheid van de hartspier opgeschort zodat er geen onregelmatigheden kunnen optreden. Dit wordt de absolute refractaire periode genoemd.