Chronisch bekkenpijnsyndroom | Het chronische pijnsyndroom

Chronisch bekkenpijnsyndroom

chronisch bekkenpijn syndroom beschrijft een aandoening die wordt gekenmerkt door langdurige pijn in het bekkengebied en de onderrug. De ziekte komt vaker voor bij mannen na de leeftijd van 50 jaar en behoort formeel tot het klinische beeld van bacterieel prostaatontsteking (prostatitis), zelfs als de oorzaak van chronische bekkenpijn syndroom is geen bacteriële infectie. Chronisch bekkenpijn syndroom wordt gedefinieerd als een pijn in het bekkengebied die langer dan drie maanden bestaat en die verband houdt met klachten van de prostaat.

Er wordt nog een onderscheid gemaakt tussen een inflammatoire en een niet-inflammatoire vorm van chronisch bekken pijn syndroom. De exacte oorzaak is onbekend en kan vaak niet volledig aan de patiënt worden uitgelegd. Symptomen zijn het gelijknamige bekken pijn, problemen met plassen en stoornissen in erectiele functie.

De diagnose wordt gesteld op basis van een anamnese samen met een fysiek onderzoek van het bekken en urineonderzoek. Daarnaast kan het ejaculaat ook worden onderzocht en transrectaal ultrageluid van de prostaat kan uitgevoerd worden. Tijdens dit onderzoek wordt een sonde gevormd ultrageluid sonde wordt in de rectum, wat resulteert in een betere resolutie van de prostaat. De therapie beperkt zich tot het verlichten van symptomen. Er kan onder andere medicatie worden gegeven om het ongemak bij het plassen te verlichten en pijnstillers.

Classificatie volgens ICD

De ICD (International Statistical Classification of Diseases and Related Gezondheid Problemen) is een internationaal gebruikt classificatiesysteem voor ziekten. Deze standaardisatie is belangrijk voor het stellen van uniforme diagnoses. Het speelt ook een doorslaggevende rol bij het afrekenen met volksgezondheid verzekeringsmaatschappijen.

Het chronische pijnsyndroom en zijn subtypen worden ook vermeld in de ICD. Hierbij wordt onderscheid gemaakt naar de exacte achtergrond en kenmerken van het ziektebeeld. Het probleem is dat psychische aandoeningen niet op de ICD staan.

Echter, het chronische pijnsyndroom heeft vaak een psychologische component. Het is ook bewezen dat mentale betrokkenheid bij de chronificatie van pijn speelt een doorslaggevende rol bij de intensiteit en het verloop van de ziekte. De ICD is daarom dienovereenkomstig aangevuld, zodat zowel somatische (fysieke) als psychologische vormen van chronisch pijnsyndroom op de lijst komen. In feite vermelden de verschillende subitems zelfs in meer detail of de geestesziekte kwam eerst en daarna de lichamelijke ziekte of vice versa. Deze exacte onderscheidingen maken een standaardisatie van medische diagnostiek en therapie op internationaal niveau mogelijk.

Indeling volgens Gerbershagen

Met de Gerbershagen-classificatie kan de chronificatie van pijn nauwkeuriger worden gecategoriseerd. De classificatie bevat vijf verschillende assen, die elk zijn onderverdeeld in drie fasen. Stadium 1 laat de beste prognose zien, terwijl stadium 3 wordt toegewezen aan de meest ernstige pijnstoornissen.

De eerste as beschrijft het temporele beloop van de pijncondities. Er wordt op gelet of pijn altijd aanwezig is of slechts tijdelijk en of de intensiteit van de pijn verandert of dat de pijn continu van gelijke intensiteit is. Als de pijn bijzonder ernstig is, wordt dit stadium 3 genoemd.

Als de pijn slechts met tussenpozen optreedt en de intensiteit ervan zwak is, wordt dit stadium 1 genoemd. De tweede as betreft de lokalisatie van de pijn. Als de patiënt de pijn duidelijk kan toewijzen aan een lichaamsregio, bevindt hij zich in fase 1.

In het geval van diffuus, niet lokaliseerbaar pijn over het hele lichaamwordt de patiënt stadium 3 genoemd. De derde as betreft de inname van pijnmedicatie. Hierbij wordt in het bijzonder gelet op de vraag of er sprake is van overdosering of misbruik van medicatie.

Als dit over een langere periode het geval is, wordt de patiënt stadium 3 genoemd. Als zelfmedicatie correct is en pijngerelateerd, wordt de patiënt geclassificeerd als stadium 1. De vierde as beschrijft de mate waarin een patiënt heeft medische hulp nodig.

Preciezer gezegd: er wordt gekeken of de patiënt zo nodig regelmatig een arts (vaak de huisarts) bezoekt of, meestal uit wanhoop, met korte tussenpozen veel verschillende medische voorzieningen bezoekt. In het eerste geval komt dit volgens Gerbershagen overeen met fase 1, in het tweede met fase 3. De vijfde en laatste as gaat over de sociale omgeving van de patiënt.

Als dit stabiel is of slechts marginaal belast met problemen, is dit fase 1. Als de gezinsstructuur is verbroken en de patiënt niet is geïntegreerd in het beroepsleven en de samenleving, is dit fase 3. Samenvattend, de classificatie van de chronificatie van pijn biedt volgens Gebershagen een multidimensionaal classificatiesysteem, waaruit zowel de symptomen als de manier waarop de patiënt met de ziekte omgaat, kunnen worden afgelezen. Opgemerkt moet echter worden dat de grenzen tussen de fasen vaak vervaagd zijn en daarom is een classificatie niet altijd nauwkeurig.