Atriale fibrillatie

Introductie

Bij boezemfibrilleren, onze hart- loopt om verschillende redenen "niet synchroon" en slaat onregelmatig. Ongeveer 1-2% van de totale bevolking lijdt aan deze ziekte, waardoor boezemfibrilleren de meest voorkomende persistente is hartritmestoornissen. Onbehandeld is het risico op ernstige gevolgen, zoals een beroerte, neemt enorm toe.

Het ECG is het belangrijkste hulpmiddel voor het stellen van een diagnose, aangezien karakteristieke veranderingen bij boezemfibrilleren zeer vaak voorkomen. Hoe eerder therapeutische maatregelen zoals elektrische cardioversie ("elektroshock") worden genomen, hoe waarschijnlijker het is dat onze hart- keert terug naar het gewenste ritme. In bijna alle gevallen moeten de getroffenen ook medicijnen slikken om het te verdunnen bloed'.

Normaal gesproken zijn alle secties van onze hart- werken samen als een goed gerepeteerd team. Hierdoor ontstaat een regelmatig ritme van de hartslag. De "belangrijkste klokgenerator" hiervoor is een kleine zenuwknoop in de wand van de rechter atrium - De sinusknoop.

Van daaruit wordt de elektrische excitatie overgebracht naar andere zenuwpunten en vezels (bijv. AV-knooppunten) in de hartspier. Dit creëert een gerichte excitatiegolf, zodat atria en ventrikels na elkaar samentrekken en pompen bloed in onze circulatie. Bij boezemfibrilleren daarentegen raakt het hart "uit het ritme".

Om verschillende redenen, ongecoördineerde of ongerichte elektrische excitatie "cirkels" in de atria. Als gevolg hiervan werken de atria onafhankelijk van de ventrikels en kunnen ze niet langer ondersteunen in hun pompfunctie. Door de chaotische circulaire excitaties degenereren de atria in snel opeenvolgende schokken en "flikkeringen".

Gelukkig worden niet al deze defecte elektrische impulsen doorgegeven aan de ventrikels, anders zou levensbedreigende ventrikelfibrillatie het gevolg zijn! Het verantwoordelijke zenuwpunt is het AV-knooppunt in het hartseptum, dat dient als een soort 'filter' en idealiter slechts enkele van de storende excitaties naar de ventrikels overbrengt. Naarmate de duur van boezemfibrilleren toeneemt, kan een verandering in de hartspiercellen en hun elektrische eigenschappen worden waargenomen. Experts spreken dan van 'hartremodellering', wat de therapie aanzienlijk bemoeilijkt.