Blootstelling aan straling van computertomografie

Tijdens computertomografie veroorzaakt de straling een hoge stralingsblootstelling. In vergelijking met röntgenstraling is deze stralingsblootstelling bijzonder hoog en daarom gevaarlijker dan een Röntgenstraal examen. Desalniettemin biedt computertomografie (afgekort CT) veel voordelen ten opzichte van röntgenfoto's.

Enerzijds kunnen dwarsdoorsnedebeelden van het lichaam worden gemaakt en anderzijds worden organen en weke delen veel beter weergegeven dan mogelijk zou zijn met röntgenfoto's. Vanwege de hoge blootstelling aan straling proberen mensen vaak over te schakelen op magnetische resonantie beeldvorming (MRT). Magnetische resonantiebeeldvorming kan ook doorsnedebeelden van het lichaam produceren zonder enige blootstelling aan straling.

Afhankelijk van de afbeelding kan het echter lang duren voordat een afbeelding wordt verkregen met behulp van magnetische resonantiebeeldvorming. Computertomografie daarentegen duurt slechts enkele milliseconden. Bovendien maakt computertomografie het mogelijk dat contrastmedium in de ader, waardoor het gemakkelijker wordt om onderscheid te maken tussen twee organen of twee weefsels.

Desalniettemin is er bij computertomografie altijd het risico van hoge stralingsblootstelling. Elke patiënt krijgt een gemiddelde stralingsdosis van ongeveer 4 mSv per jaar (mSv = millisievert, de eenheid waarin de stralingsdosis, de stralingsblootstelling, wordt gegeven). Als een patiënt nu een CT-scan van het hele lichaam krijgt, dwz een opname van zijn of haar hele lichaam met behulp van computertomografie, komt dit overeen met een blootstelling van 10-20mSv.

Dit betekent dat de stralingsblootstelling van één computertomografiebeeld de gemiddelde jaarwaarde met een factor 3-5 overschrijdt. Om deze reden wordt een CT-scan van het hele lichaam alleen in zeer zeldzame gevallen gemaakt, bijvoorbeeld wanneer er naar een tumorfocus wordt gezocht maar deze niet kon worden gevonden met behulp van magnetische resonantietherapie. Vaker wordt echter een CT van de buik uitgevoerd.

Hier is de stralingsblootstelling 8.8-16.4 mSv. Dit komt overeen met twee tot vier keer de stralingsdosis die een patiënt normaal gesproken binnen een jaar 'opvangt'. De stralingsblootstelling is niet zo hoog als de borst (thorax) is blootgesteld.

In dit geval is de stralingsblootstelling van het computertomografiebeeld 4.2 - 6.7 mSv. Dit komt ongeveer overeen met de jaardosis van een patiënt. Vaak wordt ook een computertomografie-afbeelding van de lumbale wervelkolom gemaakt, vooral bij patiënten met een vermoedelijke hernia.

Hier is de stralingsblootstelling ongeveer 4.8-8.7 mSv. Maar vooral vanwege het alternatief van de MRI's moet een CT goed overwogen worden bij een hernia. De gegevens van de stralingsblootstelling fluctueren altijd vrij sterk, omdat het afhangt van hoe sterk of hoe dun een patiënt is gebouwd.

Bij een bijzonder zwaarlijvige (dikke) persoon moet een hogere stralingsdosis en dus een hogere stralingsblootstelling worden toegepast zodat de straling ook door het vet kan gaan naar de organen. Zelfs 4 kg te zwaar betekent een aanzienlijk hogere stralingsblootstelling. Bij slanke mensen daarentegen kan de straling zonder grote obstakels direct tot in de organen doordringen, waardoor de stralingsdosis niet bijzonder hoog hoeft te zijn.

Computertomografie wordt vaak gebruikt, vooral voor onderzoeken van de hoofd. Het voordeel is dat, zeker in het geval van een beroerte (apoplexie) of bloeding in de hersenen door een ader or slagader breuk, wordt dit binnen enkele seconden gedetecteerd. Het nadeel is, zoals altijd bij computertomografie, de stralingsblootstelling in en rond de hoofd. Een onderzoek van de hoofd leidt tot een relatief lage stralingsblootstelling met slechts 1.8-2.3mSv. Dit komt ongeveer overeen met de stralingsbelasting van een half jaar.