Cochleair implantaat: behandeling, effecten en risico's

Het cochleair implantaat is een gehoorprothese voor het binnenoor, het slakkenhuis, waaraan het implantaat zijn naam te danken heeft. Dit chirurgisch geïmplanteerde hoortoestel biedt patiënten diepgang gehoorverlies, de kans om weer te horen. Iets dat voorheen niet mogelijk was met zowel analoog als digitaal horen AIDS​ Voorwaarde hiervoor is echter een nog functionerende gehoorzenuw.

Wat is het cochleair implantaat?

Het cochleair implantaat is een gehoorprothese voor het binnenoor. Dit chirurgisch geïmplanteerde hoortoestel biedt patiënten diepgang gehoorverlies de kans om weer te horen. Een cochleair implantaat, of kortweg CI, kan kinderen en volwassenen helpen die extreem lijden gehoorverlies of doofheid. In tegenstelling tot een conventioneel hoortoestel, stimuleert de CI de gehoorzenuwvezels direct. Het cochleair implantaat bestaat uit twee delen: een extern implantaat, dat bestaat uit een microfoon, spraakprocessor, zendspoel, batterij of accu. En een intern onderdeel, het eigenlijke implantaat, dat is samengesteld uit een spoel, signaalprocessor met bijbehorende stimulator en elektroden. Het implantaat wordt operatief achter het oor ingebracht. Het uitwendige deel wordt door de patiënt gedragen als een hoortoestel achter het oor. Er zijn enkele pogingen gedaan om beide onderdelen te implanteren, maar dat is mislukt. De externe microfoon ontvangt geluidstrillingen en zet deze om in elektrische signalen die naar de geïmplanteerde spoel worden gestuurd. De interne spoel stuurt deze signalen nu door naar een stimulatiecircuit dat stromen genereert voor de elektroden in het slakkenhuis. Deze stromingen zijn verantwoordelijk voor het stimuleren van de gehoorzenuw. Daarom is het zo belangrijk dat het nog intact is, anders werkt het implantaat niet. De stimulatie genereert zogenaamde actiepotentialen, die elektrische excitaties zijn, en verzendt deze naar de hersenen, waar ze worden geïdentificeerd als akoestische signalen zoals geluiden, geluiden en spraak.

Functie, effect en doelen

Wanneer spraakverstaan ​​niet langer mogelijk is via horen en er niets wordt bereikt met conventioneel horen AIDSbiedt het cochleair implantaat nog een kans. Dit is vooral het geval bij vernietigde haar cellen. Een belangrijke voorwaarde voor het functioneren van een CI is echter dat de patiënten pas tijdens of na het verwerven van spraak worden verdoofd, anders is het niet mogelijk om gesproken taal te begrijpen. Dit maakt het echter ook mogelijk om kinderen te behandelen die al op jonge leeftijd gehoorverlies hebben, maar al kunnen praten of rechtvaardig zijn leren spreken. Aan de hand van de gehoordrempel wordt bepaald of een CI voor kinderen in aanmerking komt. Dit is het geluidsdrukniveau waarbij het menselijk oor alleen tonen en geluiden kan waarnemen. Als richtlijn wordt 90 decibel gebruikt voor het gehoorniveau bij kinderen. Voorafgaand aan de implantatie wordt een aantal vooronderzoeken gedaan om de oorzaak van de doofheid te onderzoeken. Computertomografie en MRI informatie verstrekken over de gehoorzenuw en de gehoorgang. Om het spraakverstaan ​​correct te beoordelen, worden bij volwassenen verschillende tests gebruikt, zoals de Freiburg-toets met één lettergreep. Dit test hoeveel monosyllabels de patiënten begrijpen. Als het percentage lager is dan 40 procent, wordt een cochleair implantaat geadviseerd. De kans op succes met deze methode is afhankelijk van verschillende factoren: de duur van het gehoorverlies, de taalvaardigheid van de patiënt, de voorwaarde van de gehoorzenuw, en uiteindelijk de motivatie van de patiënt, die volledig opnieuw moet leren horen. De operatie wordt uitgevoerd onder narcose​ Er wordt een incisie gemaakt van ongeveer acht centimeter lang in de huid achter het oor. Voor het implantaat freest de chirurg een uitsparing in de schedel bot. In het slakkenhuis wordt een gat geboord waardoor de elektroden worden ingebracht. Tijdens de operatie, die ongeveer twee uur duurt, wordt de functie van het implantaat keer op keer getest. Na ongeveer vijf dagen wordt de patiënt uit het ziekenhuis ontslagen. Het genezingsproces duurt ongeveer vier weken. Dit wordt gevolgd door poliklinische pasafspraken. De spraakprocessor wordt vijf opeenvolgende dagen herhaaldelijk bijgesteld. Hierna begint een lange revalidatiefase, die ongeveer twee jaar duurt voor volwassenen en drie jaar voor kinderen. De duur varieert van patiënt tot patiënt. Volwassenen die net doof zijn geworden en hun implantaat snel krijgen, hebben meestal slechts één jaar nodig. Desalniettemin moet het gehoor in deze tijd volledig opnieuw worden geleerd. Geluiden en stemmen hebben een heel ander effect via het implantaat, dus het hoorsysteem heeft een overeenkomstige gewenningsfase nodig. Verschillende aanpassingsperioden, evenals gehoor- en logopedieën, vullen de revalidatieperiode aan. Daaropvolgende jaarlijkse controles zijn belangrijk om de technische functie van het implantaat te controleren en om gehoortesten uit te voeren.

Risico's, bijwerkingen en gevaren

Er zijn altijd risico's verbonden aan een operatie. Bij het inbrengen van het cochleair implantaat zijn er echter nog enkele bijzondere risico's waarmee u rekening moet houden, waarover de opererende arts de patiënt intensief moet informeren. Gezichts- en smaak zenuwen kan tijdens de procedure gewond raken, omdat het kanaal voor de elektroden direct in de buurt wordt gefreesd. Er kan ook verwarring ontstaan ​​bij het inbrengen van de elektroden, die in een van de drie boogkanalen worden ingebracht in plaats van in het slakkenhuis. Wel intensief Grensverkeer tijdens de procedure maakt deze fout bijna onmogelijk. Er is ook een risico van hersenvliesontsteking infectie als kiemen het slakkenhuis binnengaan via het ingangspunt van de elektroden. En de patiënt kan een intolerantie ontwikkelen voor de implantaatmaterialen (siliconen). De kosten van een CI, inclusief de gehele revalidatiefase, bedragen circa 40,000 euro. In de regel is de wettelijke volksgezondheid verzekeringsfondsen dekken de kosten. Onderhandelingen met particuliere verzekeraars moeten afzonderlijk worden gevoerd. Vervolgkosten voor batterijen worden doorgaans niet vergoed.