Allergologie: behandeling, effect en risico's

Allergologie is een medisch specialisme dat zich bezighoudt met de ontwikkeling, diagnose en behandeling van allergieën. De diagnose vindt plaats in vitro of in vivo. In vivo testprocedures bij de patiënt zelf gaan soms gepaard met het risico op allergie schokken voor de allergie lijder.

Wat is allergologie?

Allergologie is een medisch specialisme dat zich bezighoudt met de ontwikkeling, diagnose en behandeling van allergieën. Allergologie is een medisch specialisme. Het medische deelgebied richt zich op de diagnose en behandeling van allergieën. Op het gebied van onderzoek houdt allergologie zich ook bezig met de individuele manifestaties en ontwikkelingsmechanismen van allergieën. Duitse allergologen zijn meestal internisten, pneumologen, dermatologen of huisartsen. Om de titel van allergoloog te mogen dragen, moeten ze een passende bijscholing hebben gevolgd in de allergologische tak van de geneeskunde. De Duitse regelgeving hiervoor wijkt af van die in andere landen. In Zwitserland moeten allergologen bijvoorbeeld al tijdens hun medische studie focussen op een specialistische graad in allergologie. De term immunologie wordt ook vaak in verband gebracht met allergologen. Een allergie is een immunologische overreactie. Daarom bestudeert allergologie, in de breedste zin van het woord, immunologische aandoeningen die verband houden met een specifiek allergeen.

Behandelingen en therapieën

Allergie diagnostiek is een van de belangrijkste deelgebieden van allergologie. Dit veld bevat alle onderzoeksprocedures die helpen bij het zoeken naar een allergie-veroorzakende stof en bij de opheldering van de oorzaken van zijn ontwikkeling. De deelgebieden van allergie diagnostiek zijn in vivo en in vitro diagnostiek. In vivo diagnostiek vindt plaats bij de patiënt zelf. Bij in-vitrodiagnostiek daarentegen neemt de arts lichaamssappen van de patiënt, die vervolgens in het laboratorium worden onderzocht. Op basis van deze monsters vindt bijvoorbeeld een bepaling van het totale IgE met radio-immuno-sorbent test plaats. Allergiereacties zijn afhankelijk van immunoglobuline E. The immuunsysteem herkent een bepaald allergeen als lichaamsvreemd en wil het daarom met de antilichamen​ Het totale bedrag van antilichamen in de bloed speelt daarom een ​​rol bij de evaluatie van allergische aandoeningen. De verhoging van het antilichaamniveau maakt uitspraken mogelijk over de sterkte van de overgevoeligheid en bevestigt de aanwezigheid van een allergie. Met deze test kan echter geen specifiek allergeen worden vastgesteld, aangezien alle allergieën het antilichaamniveau verhogen. Een tweede testprocedure in de allergologie is daarom de bepaling van specifiek IgE via de radioallergo-sorbenttest. Deze procedure kan het vermoeden van een specifiek allergeen bevestigen. Naast de twee hierboven genoemde diagnostische methoden, in vitro allergie diagnostiek omvat ook de bepaling van allergeenspecifieke IgG, cellulaire allergeenstimulatietests en histamine vrijgavetests. De IgG-test maakt het bijvoorbeeld mogelijk om voedselallergieën vast te stellen. Deze vorm van allergie is onafhankelijk van immunoglobuline E en vereist daarom de meting van andere parameters. De allergiestimulatietest is daarentegen bedoeld voor de kwalitatieve bepaling van a voedselallergie​ De procedure wordt ook wel leukocytenactiveringstest genoemd en is gebaseerd op de aanname dat voedselintoleranties ontstekingsreacties veroorzaken tegen bepaalde voedingsbestanddelen. Deze reacties worden gemeten bij de patiënt bloed met de leukocyten die oorzaak ontsteking​ De meting wordt uitgevoerd in combinatie met de administratie van verschillende soorten voedsel extracten. De histamine release-test evenals de basofiele activeringstest zijn opnieuw cellulaire allergiestimulatietests. Ze zijn gebaseerd op de waarneming dat allergieën verband houden met het vrijkomen van histamine en de activering van basofielen. De belangrijkste in vivo testprocedures in allergologie omvatten de priktest, de rubtest en de intradermale test. In de priktest, druppelt de allergoloog de teststoffen op die van de patiënt huid​ Vervolgens “prikt” hij deze gebieden af huid om een allergische reactie​ De wrijftest wordt voornamelijk gebruikt in verband met voedselallergieën. Het voedsel wordt op de ingewreven huid en de reacties van de patiënt worden gedocumenteerd. De intradermale test is relatief niet-specifiek. Bij deze procedure injecteert de arts een oplossing van de te testen allergenen in de huid van de rug en wacht op allergische reacties. Wanneer de allergie wordt vastgesteld, samen met de omvang en het allergeen, behandelt de allergoloog de overgevoeligheid. Hiervoor beschikt hij over meer dan 70 verschillende procedures. Welke hij kiest, hangt grotendeels af van het allergeen en de intensiteit van de allergie.

Diagnose- en onderzoeksmethoden

Allergologische in vitro testprocedures gaan gepaard met weinig risico's en bijwerkingen voor de patiënt. In-vitrotesten op de patiënt zelf gaan daarentegen gepaard met niet te onderschatten risico's. Deze risico's omvatten vooral het risico van allergische reacties schokken, omdat alle in vivo tests bedoeld zijn om een allergische reactie bij de patiënt. Om deze reden vinden in vivo testprocedures uitsluitend onder toezicht plaats. De allergoloog heeft in zijn praktijk tegengiffen en medicijnen die de risico's voor de patiënt verkleinen. Daarom wordt allergietesten op zichzelf als veilig beschouwd. Medicijnallergieën en voedselallergieën worden echter meestal op intramurale basis getest. In het geval van voedselallergieën, de allergische reactie wordt vaak vertraagd. Het is dan belangrijk om een ​​ineenstorting van de patiënt te voorkomen. De intramurale opname voor dit type allergietest is dus een waarborg voor de patiënt. Bij geneesmiddelenallergieën treden vaak nauwelijks voorspelbare bijwerkingen op of treedt een instorting van de bloedsomloop op. Daarom is intramurale opname ook in dit geval veiliger. Testprocedures zoals de priktest worden in de eerste plaats ook in diskrediet gebracht voor het uitlokken van allergieën. Wetenschappers willen dit nu echter hebben uitgesloten.