Zelfbewustzijn: functie, taak en ziekten

Eigenwaarde in de psychologie is de evaluatie van het zelf in vergelijking met anderen. Het neuropsychologische model van het lichaamsschema wordt beschouwd als het ankerpunt van eigenwaarde. Pathologisch zelfrespect wordt geleden door narcisten.

Wat is eigenwaarde?

In de psychologie is zelfrespect de evaluatie van het zelf in vergelijking met andere mensen. Ieder mens beoordeelt zichzelf op een bepaalde manier. Deze evaluatie is het resultaat van de eigen positieve of negatieve ervaringen en de vergelijking van jezelf met anderen. Het resultaat van de vergelijking wordt ook wel eigenwaarde of zelfvertrouwen genoemd. Synonieme termen zijn zelfvertrouwen of eigenwaarde. Vanuit neuropsychologisch oogpunt is zelfvertrouwen verankerd in het lichaamsschema. Het kan zich daarom alleen ontwikkelen vanuit de perceptie van het eigen lichaam als onderscheiden van de omgeving. Het gevoel van eigenwaarde wordt echter voornamelijk gevormd door sociale factoren. Eigenwaarde verwijst dus naar iemands eigen persoonlijkheid, iemands eigen capaciteiten, opgedane ervaringen of iemands gevoel van eigenwaarde. Als concept in de wetenschappelijke psychologie is zelfrespect in de eerste plaats een onderwerp van persoonlijkheidspsychologie en differentiële psychologie. Eigenwaarde is een van de drie componenten van het zelf vanuit psychologisch oogpunt. Het komt overeen met de affectieve component. De cognitieve component is het zelfconcept. De conatieve component staat bekend als zelfexpressie.

Functie en taak

Het lichaamsschema is een neuropsychologisch concept dat vanaf de geboorte bestaat. Het beschrijft het concept van het eigen lichaam, inclusief de afbakening van het lichaamsoppervlak van de omgeving. Vermoedelijk is het lichaamsschema genetisch verankerd en ontwikkelt het zich in de context van interactie met de omgeving. Taalontwikkeling draagt ​​ook een rol bij aan de vorming van het lichaamsschema. Zelfbewustzijn is absoluut afhankelijk van een lichaamsschema. Een evaluatie van de eigen persoon is niet mogelijk zonder bewustzijn van de eigen persoon. De persoon ontvangt zelfgerelateerde informatie uit drie verschillende bronnen. Zelfobservatie informeert hem over gedrag en ervaring. Deze waarnemingen kunnen worden vergeleken met eerdere gebeurtenissen en dus leiden op positieve of negatieve zelfbeoordelingen. De tweede bron is de samenleving. Afhankelijk van de sociale vergelijking met anderen, ervaart de persoon zichzelf anders. De feedback van anderen is de derde bron van zelfgerelateerde informatie. Het individu put zijn of haar eigenwaarde op sociaal niveau uit verschillende bronnen van eigenwaarde. Een voorbijgaande bron van eigenwaarde is bijvoorbeeld schoonheid. Deze kortstondige bronnen zijn gevoeliger voor dalingen in eigenwaarde. Het gevoel van eigenwaarde van een persoon beïnvloedt elk van zijn of haar gedragingen en dus bijvoorbeeld zijn of haar hele sociale leven. Zelfs jonge kinderen ontwikkelen hun eigenwaarde door evaluaties van 'goed' of 'slecht'. Naarmate de ontwikkeling vordert, wordt sociale vergelijking met anderen steeds relevanter. Op drempels naar nieuwe levensfasen is het gevoel van eigenwaarde meestal in rep en roer. Zelftwijfel kenmerkt met name de puberteit. Bij meisjes neemt het zelfrespect in deze tijd af omdat hun puberale ontwikkeling meestal niet correleert met sociaal vastgestelde schoonheidsidealen, maar hun ervaringsruimte is ook nog niet voldoende om de overdrijving en kunstmatigheid van deze idealen te begrijpen. Op volwassen leeftijd veranderen familiale en professionele successen en mislukkingen de tot dan toe ontwikkelde eigenwaarde. Het gevoel van eigenwaarde bereikt een hoogtepunt rond de leeftijd van 60 jaar. Als gevolg van de verandering in sociaaleconomische status op oudere leeftijd, neemt het daarna meestal iets af. Het gevoel van eigenwaarde kan in beide richtingen worden verstoord. Een te hoog zelfvertrouwen en dus vatbaarheid voor grootheidswaanzin is psychologisch even ongezond als een laag zelfbeeld en vatbaarheid voor berusting of zelfhaat. Onzekerheden kunnen beide vormen van verstoorde eigenwaarde activeren.

Ziekten en klachten

Een van de bekendste aandoeningen waarbij sprake is van een verstoord gevoel van eigenwaarde is narcisme​ Elke dag narcisme is niet pathologisch. Het wordt gekenmerkt door een opgeblazen, surrealistisch positieve zelfevaluatie en egocentrisme of gebrek aan aandacht voor anderen. Echter, volgens onderzoek zijn alledaagse narcisten emotioneel stabiel; de moderne psychiatrie is alleen geïnteresseerd in narcisme wanneer narcistische persoonlijkheidskenmerken leiden op problemen bij het aanpassen aan individuele levenssituaties of de eigen leefomgeving. Dit fenomeen staat bekend als narcistische persoonlijkheidsstoornis​ Patiënten worstelen met hun leven omdat ze niet kunnen voldoen aan de toegenomen behoefte aan bewondering. Emotionele instabiliteit, bipolariteit, gevoelens van ontoereikendheid en extreme gevoeligheid voor kritiek zijn het resultaat. Ook schaamte, eenzaamheid en angst of oncontroleerbare woede kunnen symptomen zijn. Bovenal vermoedt de psychologie het anker van narcisme, maar ook dat van de meeste andere stoornissen van het gevoel van eigenwaarde, in het reactievermogen van ouders tijdens jeugd​ In het heden zijn stoornissen van het zelfbeeld echter niet in de laatste plaats het resultaat van vergelijking met onrealistische media-idealen. Een verstoord gevoel van eigenwaarde kan psychologische secundaire aandoeningen bevorderen, zoals eetstoornissen. Vanaf een bepaald stadium hebben getroffenen ook vaak last van een verstoorde lichaamswaarneming. Het gevoel van eigenwaarde wordt meestal beoordeeld door psychologen met behulp van zelfbeschrijvende vragenlijsten. De 'Rosenberg Self-Esteem Scale' is de bekendste eendimensionale methode. Theorieën over het gevoel van eigenwaarde gaan uit van een hiërarchische structurering van het gevoel van eigenwaarde. Daarom worden tegenwoordig ook multidimensionale schalen van eigenwaarde gebruikt om het te bepalen, zoals de 'Feelings of Inadequacy Scale'. Sommige psychologen proberen zelfs een impliciet gevoel van eigenwaarde vast te leggen. Deze spontane en onbewuste zelfevaluatie wordt bepaald door procedures zoals de 'Implicit Association'-test. Reactietijden zouden indicatief zijn voor het gevoel van eigenwaarde. Als er een kloof is tussen expliciet en impliciet gevoel van eigenwaarde, is er ook sprake van een stoornis van het gevoel van eigenwaarde. Majoor Depressie kan ook voortkomen uit een laag zelfbeeld.