Oorzaken | Glioblastoom

Oorzaken

A glioblastoma kan zich primair ontwikkelen (meestal oudere patiënten), maar ook secundair door progressieve groei (progressie) van een WHO-graad III astrocytoom (meestal patiënten van middelbare leeftijd). Astrocytomen ontstaan ​​uit bepaalde gliacellen, de astrocyten, en behoren net als glioblastomen tot de groep van gliomen. De rol van genetische factoren bij de ontwikkeling van hersenen tumoren zijn de laatste jaren steeds belangrijker geworden.

Patiënten met secundaire glioblastomen hebben als belangrijkste onderscheidende kenmerk een verandering in het eiwit p53 (p53-mutatie), dat de celcyclus regelt (tumoronderdrukker), en een verlies van genen (allelverlies) op chromosoom 17. Bovendien zijn ze 10 tot 20 jaar jonger dan patiënten met primair glioblastoma, die typisch EGF-receptorgenamplificatie (amplificatie) of overmatige productie (overexpressie) van de EGF-receptor hebben. De EGF-receptor dient als een koppelingsplaats voor de epidermale groeifactor, die als signaalmolecuul in de celcyclus fungeert. Globlastomen zijn genetisch zeer verschillend (heterogeen) en hebben een verlies van één gen (deleties) in ongeveer 20% en genduplicaties in ongeveer 50%.

De meest voorkomende bevinding is het verlies van een gen op chromosoom 10 in driekwart van de gevallen. Voor de meeste hersenen tumoren spelen genetische factoren echter geen rol. Ook omgevingsfactoren spelen slechts een ondergeschikte rol.

Een voorbeeld van een beïnvloedende omgevingsfactor is het vinylchloride in het kunststof PVC. Een erfelijke genetische factor kan worden waargenomen bij de zeldzame erfelijke ziekten Li-Fraumeni-syndroom en Turcot-syndroom. Hier komen glioblastomen vaker voor in gezinnen.

De oorzaken van glioblastoma worden niet volledig begrepen. De overgrote meerderheid van glioblastomen ontwikkelt zich spontaan, dwz bij toeval. Een hoge blootstelling aan straling is echter als een risicofactor geïdentificeerd.

Er zijn ook zeldzaam genetische ziekten waarbij de getroffenen over het algemeen een verhoogd risico op tumoren hebben, zoals het Li-Fraumeni-syndroom. Ziekten van dit type worden ook beschouwd als een risicofactor voor het ontwikkelen van glioblastoom. Bovendien is het niet ongebruikelijk voor graad 3 hersenen tumoren om in de loop van de ziekte kwaadaardig te worden, wat kan leiden tot de ontwikkeling van een glioblastoom (graad 4).

Dit proces wordt kwaadaardige progressie genoemd. Gebaseerd op een ander hersentumorkan zich tijdens therapie ook een glioblastoom ontwikkelen. In dit geval wordt de term secundair glioblastoom in medische terminologie gebruikt.