Uroflowmetrie: behandeling, effect en risico's

Tijdens urodynamische uroflowmetrie leegt de patiënt zijn of haar blaas in een trechter. Een aangesloten apparaat bepaalt de hoeveelheid urine die per tijdseenheid wordt gepasseerd, waardoor conclusies kunnen worden getrokken over eventuele mictiestoornissen. De procedure vindt plaats op poliklinische basis en er zijn geen risico's of bijwerkingen.

Wat is uroflowmetrie?

Tijdens urodynamische uroflowmetrie leegt de patiënt zijn of haar blaas in een trechter. Een aangesloten apparaat bepaalt de hoeveelheid urine die per tijdseenheid wordt gepasseerd, waardoor conclusies kunnen worden getrokken over eventuele mictiestoornissen. Blaas ledigingsstoornissen zijn mictiestoornissen en omvatten als groep ziekten veel verschillende aandoeningen met leidende symptomen na, voor of tijdens het plassen. Urologie houdt zich bezig met mictiestoornissen en omvat een verscheidenheid aan specifieke diagnostische procedures om de oorzaken van een verstoorde blaaslediging te onderzoeken. Een subgroep van urologische onderzoeksprocedures wordt vertegenwoordigd door de groep van urodynamische onderzoeksprocedures. Uroflowmetrie behoort tot deze groep methoden. Bij deze procedure wordt de hoeveelheid urine die per tijdseenheid wordt gepasseerd, bepaald. Mictiestoornissen komen bij dit onderzoek vaak tot uiting in verlaagde waarden. Meer zelden duiden verhoogde waarden boven een bepaald niveau op een mictiestoornis. Om uroflowmetrie uit te voeren, urineert een patiënt in een trechter. Een sensoreenheid op de trechter registreert de hoeveelheid urine die per tijdseenheid wordt gepasseerd. Idealiter zou de urinestroomsnelheid ongeveer 20 milliliter per seconde moeten zijn. Verlaagde waarden zijn aanwezig wanneer de urinestroom uit de blaas wordt belemmerd of zijn geassocieerd met zwakte van de blaasspier.

Functie, effecten en doelen

Om uroflowmetrie uit te voeren, is de blaas van de patiënt idealiter goed gevuld. Urinaire urgentie dient in voldoende mate aanwezig te zijn op het moment van het onderzoek. De patiënt trekt zich terug en leidt zijn of haar urinestraal in een trechter die door de uroloog wordt verstrekt. De trechter is verbonden met een onderzoeksapparaat dat een eenheid gevoelige sensoren draagt. Om deze reden kan het apparaat, wanneer de patiënt de urinestraal in de trechter leidt, de hoeveelheid urine per tijdseenheid bepalen. Over het algemeen dient deze bepaling het apparaat om verschillende waarden te berekenen. Tot de belangrijkste van deze waarden behoren, naast de urinestroomsnelheid Q, de urinestroomtijd t, de maximale urinestroom Qmax en de gemiddelde urinestroom Qave. De mictie volume V en de duur van de urinelozing of het legen van de blaas worden ook door het apparaat geregistreerd. In de meeste gevallen vindt een echografisch onderzoek plaats na uroflowmetrie. Deze beeldvorming door ultrageluid apparaat detecteert de resterende urine die in de blaas is achtergebleven. Voor de evaluatie van de urinestroommeting volgt de uroloog de standaardwaarden en hun referentiebereiken. Het referentiebereik voor de waarde van de maximale urinestroom bij een volwassen patiënt ligt tussen 15 en 50 milliliter per seconde. Als de maximale urinestroom waarden heeft onder de tien milliliter per seconde, is een obstructie in de urinebuis is meestal de onderliggende oorzaak van de mictiestoornis. Aan de andere kant, als de waarden tussen de tien en 15 milliliter per seconde liggen, is dit een grijs gebied. In dit geval moet de uroloog verdere onderzoeksprocedures raadplegen voor diagnose. Diverse verschijnselen en symptomen zijn indicaties voor uroflowmetrie. Uroflowmetrie kan bijvoorbeeld worden gebruikt om symptomen op te helderen, zoals een subjectief waargenomen verzwakking van de mictie. Als de patiënt klaagt over langdurige mictie in de medische geschiedenis, wordt de procedure ook aangegeven. Hetzelfde geldt voor symptomen zoals intermitterende urinelozing die van tijd tot tijd onverwacht stopt. Een verstoord begin van het plassen, een noodzaak drang om te plassen, of een terugkerend Urineweginfectie kan ook wijzen op testen. Als patiënten last hebben van het ledigen van de blaas met een duidelijk verhoogde frequentie bij kleine hoeveelheden urine, of als ze 's nachts abnormaal vaak stoppen met plassen, kan uroflowmetrie ook worden gebruikt om deze symptomen te verhelderen.

Risico's, bijwerkingen en gevaren

Uroflowmetrie is een uiterst zachte onderzoeksprocedure die door de patiënt niet als onaangenaam wordt ervaren. Risico's en bijwerkingen komen niet voor. De korte tijd die nodig is voor de procedure past ook bij de patiënt: opname in een ziekenhuis is niet vereist om uroflowmetrie uit te voeren. Normaal gesproken wordt het onderzoek poliklinisch uitgevoerd door een uroloog in de privépraktijk. De patiënt ontvangt de uitslag dezelfde dag nog. Aangezien het onderzoek de patiënt en zijn organisme niet verder belast, verdient uroflowmetrie de voorkeur boven beeldvormende diagnostiek, bijvoorbeeld voor de diagnose van een mictiestoornis. Beeldvormingsdiagnostiek wordt meestal in verband gebracht met blootstelling aan straling en de bijbehorende risico's en bijwerkingen. In de meeste gevallen wordt ook contrastmiddel gebruikt, wat de patiënt kan ervaren hoofdpijn of soortgelijke ongemakken en belast zijn of haar organisme. Dergelijke risico's en bijwerkingen worden de patiënt met uroflowmetrie bespaard. In deze context is de diagnostische procedure bij uitstek geschikt voor diagnostische prefeeling. Alleen onder bepaalde omstandigheden en na bepaalde bevindingen van uroflowmetrie moet de diagnostische methode worden gecombineerd met aanvullende procedures. De meer gedetailleerde vaststelling van een bestaande mictiestoornis kan door de procedure meestal niet in voldoende mate worden bepaald. Om deze reden vinden aanvullende procedures voor diagnostische verduidelijking meestal plaats na een abnormale uroflowmetrie. Als uroflowmetrie onopvallend is, zal de uroloog alleen in zeldzame gevallen aanvullende diagnostische stappen bestellen. Uroflowmetrie levert onder bepaalde omstandigheden mogelijk geen zinvolle resultaten op. Een voorwaarde voor zinvolle resultaten is een bestaande drang om te plassen​ Daarnaast moet de blaas goed gevuld zijn. Pas als er meer dan 150 milliliter urine wordt gepasseerd, kan dat praten van een zinvol resultaat.