Anatomie | De longcirculatie

Anatomie

De pulmonale circulatie begint in het rechterdeel van de hart-. De bloed die de organen van zuurstof heeft voorzien is nu verrijkt met kooldioxide en zuurstofarm. Dit bloed uit het lichaam wordt gepompt via de rechter atrium en de rechter hoofdkamer (= ventrikel) in de truncus pulmonalis (= pulmonaal slagader).

De truncus pulmonalis vertakt zich langs de anatomie van de luchtwegen in een rechter en linker long slagader. Deze vertakken en vertakken zich steeds kleiner schepen tot aan de zogenaamde haarvaten. Ze omringen de vele miljoenen pulmonale longblaasjes, die zijn gevuld met lucht.

De bloed stroomt heel langzaam in de haarvaten, omdat hier de zuurstofuitwisseling tussen de longblaasjes en de haarvaten plaatsvindt. de kooldioxide wordt vrijgegeven door de dunne wanden van de haarvaten en longblaasjes en uitgeademd door de lucht die we inademen, terwijl in ruil daarvoor zuurstof wordt geabsorbeerd in de bloedbaan. De kleinste aderen, zogenaamde venulen, verenigen zich vanuit de haarvaten om steeds grotere aderen te vormen en transporteren het nu zuurstofrijke (= zuurstofrijke) bloed terug naar de hart-. Het bereikt nu het linkerdeel van de hart- en wordt vanaf daar via gepompt de aorta in de bloedsomloop van het lichaam.

De bloedsomloop bij de geboorte veranderen

Voor de geboorte dit pulmonale circulatie is niet nodig omdat de foetus wordt via de navelstreng. De longen zijn nog niet geventileerd. Om deze reden is er een opening tussen de trunkus pulmonalis en de aorta, die de ductus arteriosus wordt genoemd.

Er is ook een klein gaatje tussen de rechter en linker atrium (foramen ovale). Bij de eerste kreet na de geboorte keert de druk om naarmate de longen worden geventileerd. Nu zouden zowel het Foramen ovale als de Ductus arteriosus moeten sluiten. Als dit niet gebeurt, kunnen zich verschillende aanpassingsproblemen voordoen bij de pasgeborene en mogelijk is therapie of een operatie om de opening te sluiten nodig.

Wat is de druk in de longcirculatie?

De pulmonale circulatie maakt deel uit van het zogenaamde lagedruksysteem. De gemiddelde druk ligt tussen 0 en 15 mmHg. Het lagedruksysteem omvat de haarvaten, de aders, het rechterdeel van het hart, de schepen of de pulmonale circulatie en linker atrium van het hart.

In de bloedsomloop heerst echter in rust, als onderdeel van het zogenaamde hogedruksysteem, drukken tussen 70 en 120 mmHg. Allemaal schepen van het lagedruksysteem worden gekenmerkt door een hogere mate van elasticiteit dan de vaten van het hogedruksysteem. Dit komt door de hoofdtaak van het lagedruksysteem - de tussentijdse opslag van bloed. Als er een tekort aan bloed is en als gevolg daarvan een tekort aan bloed naar de organen, kan het volume van het bloed dat in het lagedruksysteem is opgeslagen, worden gebruikt om in eerste instantie voor een toevoer naar de organen te zorgen.