Bloedstollingsstoornissen | Bloedstolling

Bloedstollingsstoornissen

Zoals elk systeem in ons lichaam kan ook het stollingssysteem verschillende aandoeningen hebben. Omdat coagulatie afhankelijk is van vele factoren en stoffen in het weefsel of bloedis het vooral belangrijk dat er geen onregelmatigheden optreden. Tegelijkertijd maakt dit de coagulatiecascade zeer foutgevoelig.

Afhankelijk van welke factor door een aandoening wordt beïnvloed, kan de stolling in meer of mindere mate worden beïnvloed. Dit hangt af van de ernst van de aandoening. Hieronder worden twee aandoeningen nader toegelicht.

De factor V (5) speelt een belangrijke rol in de coagulatiecascade. Na activering brengt het de vorming van fibrine op gang samen met de geactiveerde factor X, zodat in geval van letsel eerst de bloeding wordt gestopt door een fibrinenetwerk. Deze factor V kan worden beïnvloed door een mutatie, namelijk een fout in het DNA.

In medische terminologie staat deze aandoening bekend als een Factor V Leiden-mutatie. Het is een erfelijke afwijking, een van de meest voorkomende aangeboren aandoeningen van het stollingssysteem. Door deze aandoening is de activiteit van factor V niet meer te stoppen.

Normaal gesproken wordt het gesplitst door een eiwit (proteïne C), waardoor het zijn functie verliest en de coagulatie stopt. Als dit mechanisme niet meer functioneert, blijft factor V continu werken. Dit betekent uiteindelijk dat het hele stollingsproces plaatsvindt met een hogere activiteit dan normaal.

Dientengevolge, de bloed wordt dikker. Dikker bloed draagt ​​vaker het risico van vorming van bloedstolsels. Dit betekent dat de betreffende patiënten een verhoogd risico op bloedstolsels hebben.

In de geneeskunde wordt dit ook wel bekend als trombofilie. Bloedstolsels, ook bekend als trombi, komen voornamelijk voor in de aderen en kunnen deze verstoppen, wat kan leiden tot zwakte in het getroffen gebied of zelfs tot hoofdpijn. Dit proces wordt ook wel trombose.

Trombose in de benen kan veroorzaken pijn en zwelling. Er is ook een risico dat de bloedprop zal loskomen en andere blokkeren schepen in de longen of zelfs de hersenen. Een long embolie of beroerte zijn mogelijke gevolgen.

Als er een verhoogd risico is op trombosewordt de ziekte vaak behandeld met bloedverdunnende medicijnen. Hierdoor blijft het bloed vochtiger en wordt de kans op bloedstolsels verkleind. Als de bloedstolling te zwak is, duurt het bloeden langer dan normaal.

Er verstrijkt meer tijd totdat het lichaam het bloeden stopt. Als het te sterk is, zal de stolling sterker zijn. Te veel stolling kan verschillende oorzaken hebben.

Twee daarvan zijn al in detail toegelicht. De samenstelling van het bloed, de doorbloeding en ook veranderingen in de wanden van het bloed schepen kan ook verantwoordelijk zijn voor dergelijke wijzigingen. Dit kan leiden tot een onbalans tussen stollingsbevorderende en stollingsremmende factoren.

Patiënten met een aangeboren of verworven neiging tot bloedstolling lopen een verhoogd risico op trombose. Ze hebben de neiging om een ​​verhoogd risico op bloedstolsels te ontwikkelen, wat ernstige gevolgen kan hebben, zoals longaandoeningen embolie. Als een bloedprop losbreekt, kan het via de bloedbaan naar de longen worden gevoerd, waar het het bloed verstopt schepen.

De getroffenen lijden aan plotselinge pijn op de borst en kortademigheid. Bloedstolsels kunnen ook in slagaders ontstaan. Dit is vooral het geval als er vernauwingen zijn als gevolg van vasculaire calcificatie. Arteriële bloedstolsels kunnen in de bloedvaten terechtkomen hersenen en, indien geblokkeerd, kan leiden tot een beroerte.