Therapie van Japanse encefalitis | Japanse encefalitis

Therapie van Japanse encefalitis

De ziekte Japans Encefalitis wordt veroorzaakt door een virus. Helaas is er momenteel geen medicijn dat kan worden gebruikt om de oorzaak van de ziekte te behandelen. Alleen een puur symptomatische therapie is mogelijk, dwz het bijbehorende symptoom wordt behandeld.

Het verloop van de ziekte is echter nauwelijks te beïnvloeden. In de meeste gevallen, pijn-verlichtende of ontstekingsremmende geneesmiddelen zoals ibuprofen zijn voldoende om het algemeen te verbeteren voorwaarde. Echter, als encefalitis wanneer bewusteloosheid optreedt, moet de patiënt op een intensive care-afdeling worden behandeld. Dan is kunstmatige beademing meestal nodig.

Vaccinatie tegen Japanse encefalitis

Een nieuw goed verdragen geïnactiveerd vaccin tegen de Japanners Encefalitis virus is sinds 2009 verkrijgbaar. Het is in de handel verkrijgbaar onder Ixiaro ®. Kinderen kunnen er vanaf 2 maanden mee gevaccineerd worden.

De vaccinatie behoort niet tot de standaard vaccinaties die in Duitsland worden aanbevolen. Het wordt aanbevolen voor langere of herhaalde reizen naar landelijke gebieden in Zuidoost-Azië. Vooral rond rijstvelden, aan het einde van het regenseizoen, is de kans op besmetting groot. Volwassenen krijgen 2 doses vaccin, op dag 0 en 28. 7 dagen na de tweede dosis, duurt vaccinatiebescherming ongeveer 10 jaar.

Duur van Japanse encefalitis

De prognose hangt af van het verloop van de ziekte. Bij de meeste gezonde volwassenen vordert de ziekte met weinig symptomen. Ouderen en kinderen hebben een hoger risico op encefalitis (met encefalitis).

Hier is de prognose nogal slecht. Tot 30% sterft aan de encefalitis. Herstel duurt meestal maanden; neurologische gevolgen blijven.

Gevolgschade bij Japanse encefalitis

Als infectie met de Japanse encefalitis virus leidt tot ontsteking van de hersenen, de prognose is slecht. Ongeveer 30% van de getroffenen sterft aan de ziekte. De anderen lijden vaak gevolgschade.

Bovendien duurt het vaak weken tot maanden voordat de patiënt herstelt van de ziekte. Er zijn talrijke gevolgschade beschreven. Deze variëren van cognitieve gebreken (verminderde remanentie, concentratiestoornissen) tot bewegingsstoornissen.

Dit kunnen verlamming zijn of evenwicht problemen. Soms hebben patiënten ook problemen met spreken of slikken, waarbij logopedische vervolgbehandeling belangrijk is.