Nonocclusie: functie, taken, rol en ziekten

De tanden van de onderkaak voldoen normaal gesproken aan die van de bovenkaak in wat het occlusievlak wordt genoemd. Afwijkingen van dit contactvlak worden nonocclusions genoemd en zijn malocclusies van de tandstelsel​ Oorzaken zijn onder meer tandheelkundige afwijkingen, afwijkingen aan het gezicht van het skelet en tandheelkundig trauma.

Wat is nonocclusie?

Occlusie is de term die tandheelkunde gebruikt om elk tandcontact tussen de onder- en bovenkaak te beschrijven. Nonocclusions verwijzen naar verkeerde uitlijningen van de tandstelsel. Door afsluiting, tandheelkunde verwijst naar elk tandcontact tussen de onder- en bovenkaak. Dienovereenkomstig wordt nonocclusie door tandartsen opgevat als het gebrek aan contact tussen de onderkaak tanden en de boventanden. Een gezond gebit heeft in gesloten toestand natuurlijke contactpunten, ook wel het fysiologische occlusievlak of kauwvlak genoemd. Dit vlak is sagittaal en transversaal gekromd en beschrijft de ideale positionele relatie tussen de onderkaak tandrij en de bovenkaak tand rij. Lange tijd de term afsluiting werd uitsluitend gebruikt om de uiteindelijke bijtpositie te beschrijven. Nonocclusie werd dus begrepen als het ontbreken van contact in de uiteindelijke bijtpositie. Deze definities zijn nu achterhaald. Tegenwoordig wordt nonocclusie eerder begrepen als alle malocclusies of afwijkingen van het occlusievlak. Soms worden verschillende soorten occlusie onderscheiden. In deze context beschrijft statische occlusie of niet-occlusie bijvoorbeeld tandcontacten of ontbrekende tandcontacten zonder mandibulaire beweging. Andere soorten occlusie en niet-occlusie zijn dynamisch, centraal, gewoon en traumatiserend.

Functie en taak

Bij nonocclusie zijn er onvoldoende contactpunten tussen de rijen tanden van de bovenkaak en de onderkaak. Dit fenomeen wordt ook wel mandibulaire anomalie genoemd en kan worden veroorzaakt door een verkeerde uitlijning van individuele tanden, tandheelkundig trauma of een verkeerd gerichte tandheelkundige behandeling. Alle verkeerde uitlijningen van de beet vallen onder de term nonocclusion. De belangrijkste afwijkingen van de kaak zijn onder meer een kruisbeet, een open beet en een gedwongen beet. Fysiologische occlusie heeft veel functies voor mensen. Bij het kauwen zorgt het bijvoorbeeld voor een ideale belasting van de individuele tanden en het kaakgewricht. Als er daarentegen geen occlusie is, wordt de kaak onderworpen aan onjuiste belastingen. Als gevolg hiervan kan permanente schade aan het kaakgewricht optreden. De kauwspieren kunnen ook permanent worden beschadigd als gevolg van nonocclusie. Soms aanvullende symptomen zoals hoofdpijn optreden als gevolg van de malocclusie. Bijtmalocclusies worden daarom meestal behandeld door kaakchirurgie zodat natuurlijke occlusie weer mogelijk is. Bijtafwijkingen met ontbrekende occlusie worden geërfd of verworven. Bijv. Niet-afsluitende tandposities kunnen door een proces worden gevormd als gevolg van slijpen of andere gewoonten. In plaats van de hele kaak worden individuele tanden meestal aangetast door het ontbreken van contact. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer een tand van de bovenkaak is te ver naar binnen of een tand van de onderkaakrij is te ver naar buiten. Op individuele tanden kunnen dus nonocclusies worden veroorzaakt, bijvoorbeeld door hardnekkige melktanden die een blokkering van een kies, bijvoorbeeld, en worden uiteindelijk zijwaarts geduwd door de permanente tanden. Nonocclusies verschillen in ernst en behandelbaarheid. Het occlusievlak wordt door de tandarts en de kaakchirurg gebruikt om bijtafwijkingen te objectiveren. In de regel komt de kaak van een persoon nooit voor honderd procent overeen met het geïdealiseerde kauwvlak. Nonocclusie is daarom tot op zekere hoogte normaal. Vanwege de mogelijkheden van vandaag adviseren tandartsen echter meestal therapeutische middelen maatregelen voor alle niet-uitsluitingen.

Ziekten en klachten

De knobbels naar de wang op de achterste tanden van de onderkaak zijn optimaal gecentreerd tussen de knobbels van de achterste tanden in de bovenkaak. Aldus ontmoeten de incisale randen van de onderste voortanden de oppervlakken van de bovenste voortanden die naar het gehemelte zijn gericht. Op deze manier past de onderkaak als een voet in de slipper gevormd door de bovenkaak. Is dit niet het geval, dan is er sprake van een anomalie van de kaak, ook wel crossbite genoemd. Oorzaken van dit fenomeen zijn bijvoorbeeld het nageslacht of een verstoorde spierfunctie. Niet-uitsluiting bij een kruisbeet kan verschillende vormen aannemen. Als de onderste knobbels bijvoorbeeld de bovenste knobbels van de tanden raken, wordt dit fenomeen ook wel een hoofd beet. Als, aan de andere kant, de knobbels van de onderste achterste tanden die naar de wang zijn gericht voorbij de knobbels van de bovenste posterieure tanden die ook naar de wang zijn gericht, bijten, wordt dit een kruisbeet genoemd. Een schaargebit is wanneer een onderste posterieure tand volledig voorbij een bovenste posterieure tand bijt. Dit fenomeen wordt ook wel buccale nonocclusie genoemd, dwz nonocclusie naar de wang toe. De snijtanden kunnen ook worden aangetast door malocclusie. In deze context een frontaal hoofd beet is aanwezig wanneer een onderste incisale rand precies samenkomt met een bovenste incisale rand. Bij een frontale kruisbeet van de snijtanden bevinden die van de onderkaak zich daarentegen voor die van de bovenkaak. Hiervan onderscheiden is de zogenaamde diepe beet, waarbij de tanden van de bovenste en onderste rij te ver overlappen. Deze malocclusie is bijzonder duidelijk te zien aan de voortanden en kan, als het de achterste tanden betreft, zich manifesteren in een kort ondervlak met uitgesproken kauwspieren. Open beet is de term die wordt gebruikt voor alle malocclusies van tanden die afwijken van het fysiologische occlusale vlak. Malocclusies zijn ofwel pure gebitsfouten of anomalieën van het gezichtsskelet. De behandeling hangt af van de ernst van de malocclusie, de oorzaak van de afwijking en het specifieke verschijnsel dat aanwezig is.