Immunoglobuline: wat de laboratoriumwaarde betekent

Wat is een immunoglobuline?

Immunoglobulinen (antilichamen) zijn eiwitstructuren die tot het specifieke immuunsysteem behoren. Specifiek betekent dat ze specifieke componenten van een ziekteverwekker kunnen herkennen, eraan binden en bestrijden. Dit is mogelijk omdat ze elk van tevoren ‘geprogrammeerd’ zijn voor een specifieke ziekteverwekker. Een andere veel voorkomende term voor immunoglobuline is gammaglobuline of g-immunoglobuline.

Terwijl sommige antilichamen in het bloed circuleren, zijn andere immunoglobulinen membraangebonden: ze zitten op het oppervlak van bepaalde immuuncellen (B-lymfocyten).

Antilichamen: structuur en functie

Immunoglobulinen zijn zogenaamde glycoproteïnen. Dit betekent dat ze zowel een eiwit- als een suikercomponent bevatten.

Immunoglobulinen hebben een y-vorm, bestaande uit twee zogenaamde zware en lichte ketens (H- en L-ketens), waarvan er verschillende typen zijn. Ze hebben twee bindingsplaatsen voor antigenen. Dit zijn karakteristieke oppervlaktestructuren van vreemde stoffen zoals ziekteverwekkers. Door de antigenen te binden, vangt het immunoglobuline de ziekteverwekker als het ware op en neutraliseert deze zo.

Bovendien is de binding van antilichamen aan antigeen een signaal voor bepaalde witte bloedcellen (leukocyten) om de indringer ‘op te slikken’ en zo te elimineren.

De verschillende immunoglobulineklassen hebben in detail verschillende taken. Hoewel de specifieke antilichaamfunctie van immunoglobulineklassen A, E, G en M goed is onderzocht, is er tot nu toe niet veel bekend over de biologische taken van immunoglobuline D.

Welke antilichaamklassen zijn er?

Er zijn vijf verschillende subklassen van immunoglobulinen:

  • Immunoglobuline A (IgA)
  • Immunoglobuline D (IgD)
  • Immunoglobuline E (IgE)
  • Immunoglobuline G (IgG)
  • Immunoglobuline M (IgM)

De classificatie wordt gemaakt op basis van de aard van de twee zware ketens. Immunoglobuline A heeft bijvoorbeeld twee zogenaamde alfaketens.

Nadere informatie: Immunoglobuline A

Wilt u weten waar deze klasse antilichamen voorkomt en welke taken zij uitvoeren, lees dan het artikel Immunoglobuline A.

Nadere informatie: Immunoglobuline E

Als je wilt weten hoe antilichaamklasse E parasieten bestrijdt en betrokken is bij allergieën, lees dan het artikel Immunoglobuline E.

Nadere informatie: Immunoglobuline G

Als je meer wilt weten over de rol van deze antilichamen en hun belang voor pasgeborenen, lees dan het artikel Immunoglobuline G.

Nadere informatie: Immunoglobuline M

Als je wilt weten waar antistoffen type M in het lichaam voorkomen en wat hun functie is, lees dan het artikel Immunoglobuline M.

Wanneer bepaal je immunoglobulinen?

  • Auto-immuunziekten zoals de ziekte van Crohn
  • ziekten met verhoogde antilichaamvorming (zogenaamde monoklonale gammopathieën)
  • Chronische leverziekten zoals levercirrose of chronische hepatitis

De bepaling van antilichamen helpt bij het diagnosticeren van deze ziekten en ook bij het inschatten van hun prognose. Het wordt ook gebruikt bij de follow-up van deze ziekten.

Immunoglobuline: normale waarden

Immunoglobulinen worden bepaald uit bloedserum. Voor volwassenen zijn de normale waarden als volgt:

IgA

IgD

IgE

IgG

IgM

70 – 380 mg/dl

<100 U / ml

tot 100 IE/ml

700 – 1600 mg/dl

Vrouwen: 40 – 280 mg/dl

Mannen: 40 – 230 mg/dl

Voor kinderen gelden afhankelijk van de leeftijd andere referentiewaarden.

Wanneer worden immunoglobulinen verlaagd?

De volgende ziekten leiden tot een verminderde productie van antilichamen:

  • Syndroom van Cushing
  • Diabetes mellitus
  • hypothyreoïdie (traag werkende schildklier)
  • bacteriële infecties
  • bloedvergiftiging (sepsis)

Therapieën die het immuunsysteem onderdrukken, remmen ook de productie van immunoglobulinen. Dit geldt bijvoorbeeld voor chemotherapie en bestralingstherapie voor kankerpatiënten.

Andere ziekten zoals het nefrotisch syndroom hebben geen invloed op de productie van antilichamen, maar leiden tot een groter verlies ervan. Hetzelfde gebeurt bij ernstige brandwonden.

Congenitale antilichaamdeficiëntie

Wanneer zijn immunoglobulinen verhoogd?

Een verhoogd antilichaamniveau is te wijten aan een toename van immunoglobulinen en wordt hypergammaglobulinemie genoemd. Er wordt onderscheid gemaakt tussen polyklonale en monoklonale hypergammaglobulinemie:

Polyklonale hypergammaglobulinemie.

Hier worden veel verschillende immunoglobulinen verhoogd. Dit komt bijvoorbeeld voor in de volgende gevallen:

  • acute en chronische infecties
  • auto-immuunziekten (zoals systemische lupus erythematosus, reumatoïde artritis)
  • @ leverziekten zoals cirrose

Monoklonale hypergammaglobulinemie

Minder vaak wordt slechts één bepaald type antilichaam verhoogd. Voorbeelden van dergelijke monoklonale hypergammaglobulinemie zijn:

  • Plasmocytoom (multipel myeloom)
  • Ziekte van Waldenström (immunocytoom)

Wat te doen bij veranderde immunoglobulinewaarden?

Bij een verworven tekort aan antistoffen wordt eerst de onderliggende ziekte behandeld. De arts kan bijvoorbeeld insulinetherapie voor diabetes mellitus of hormoonsubstitutietherapie voor hypothyreoïdie voorschrijven.

Als er sprake is van een aangeboren tekort aan antilichamen, krijgt de patiënt een levenslange vervanging met immunoglobulinen. Deze worden toegediend in een ader (intraveneus) of onder de huid (subcutaan).

Zelfs als meer dan één type immunoglobuline verhoogd is (polyklonale hypergammaglobulinemie), wordt de oorzaak onderzocht, zodat vervolgens een passende therapie kan worden gestart.