Niertransplantatie Levende donatie

In eerste instantie zal de behandelende arts met ondersteuning van een coördinator van de DSO (Deutsche Stiftung Organtransplantation) de mogelijkheid van een nier transplantatie als er een indicatie is. De patiënt wordt dan anoniem aangemeld bij het bemiddelingscentrum Eurotransplant in Nederland, waar hij of zij op een wachtlijst wordt geplaatst om in de loop van de tijd een donororgaan te ontvangen. Een ontvanger wordt geselecteerd door Eurotransplant, orgaanverwijdering en transport wordt verzorgd door DSO.

De gemiddelde wachttijd voor een kadaverdonatie van a nier transplantatie duurt vijf tot zes jaar en hangt af van verschillende criteria. Organen worden toegewezen op basis van een puntensysteem (ETKAS = Eurotranplant Nier Allocation System), inclusief weefselmatch tussen donor en ontvanger (HLA-compatibiliteit), bloed groepscompatibiliteit, medische urgentie, wachttijd, de aanwezigheid van bepaalde antilichamen in de bloed (PRA = panel reactief antilichaam) en de afstand tussen donorregio en ontvangercentrum. In Duitsland is er een orgaandonorkaart, waarmee mensen vóór hun overlijden kunnen beslissen of ze als donor willen worden beschouwd of niet.

Voor de niertransplantatiemoet de patiënt voldoende vaccinatiebescherming krijgen, zowel bij kadaverdonatie als bij levende donatie, waaronder polio, difterie, tetanus, hepatitis B, pneumococcus en invloed. Deze vaccinaties zijn nodig voor a niertransplantatie, aangezien de patiënt medicatie krijgt om de immuunsysteem (immunosuppressieve geneesmiddelen) na een orgaandonatie. Dit verhoogt ook het risico op het oplopen van bacteriële of virale infecties, die kunnen worden voorkomen door vaccinatie.

Mensen die dicht bij de ontvanger staan ​​(bijv. Familieleden) kunnen een van hun nieren doneren (levende donatie). De persoonlijke relatie is een voorwaarde voor de goedkeuring van de schenking bij leven door een ethische raad om financiële redenen als oorzaak van de schenking uit te sluiten. Zelfs bij donaties bij leven moet de schenker aan bepaalde voorwaarden voldoen volksgezondheid criteria en er moet zijn bloed groepscompatibiliteit en weefselcompatibiliteit (HLA-compatibiliteit) tussen donor en ontvanger om een niertransplantatie mogelijk.

Als een patiënt een orgaan krijgt toegewezen - lijk of levend - wordt dit meestal samen met de urineleider naar een specifiek gebied in het bekken, de fossa iliaca (fossa = put). Het nierbloed schepen worden dan aan elkaar gehecht en de (nieuwe) urineleider is verbonden met de blaas. Behalve in speciale gevallen blijven de eigen nieren van de ontvanger tijdens de nier in het lichaam achter transplantatie.

In de meeste gevallen begint het getransplanteerde orgaan tijdens de operatie te functioneren. Na de operatie kunnen preventieve medicatie tegen bepaalde ziekteverwekkers (Pneumocystis jiroveci, Cytomegalovirus) wordt toegediend en een levenslange immunosuppressieve therapie (onderdrukking van de immuunsysteem) is begonnen. Dit laatste omvat de toediening van steroïden, calcineurineremmers, purinesyntheseremmers en proliferatieremmers, die allemaal immunosuppressieve geneesmiddelen met verschillende werkingsmechanismen.